Door de rui en klaar voor de kweek

Onze duiven zijn inmiddels aardig door de rui. De vliegers moeten nog een paar pennen, maar de kwekers zijn klaar. Elk jaar krijgen ze om de dag Sedochol en dan weer Naturaline — nu dus twee dagen achtereen Sedochol, gevolgd door twee dagen Naturaline. Daarmee komen ze altijd perfect door de rui.

De voeding is hier het hele jaar door hetzelfde: vier scheppen Championsmix en één schep NPO-mix, daarover een eetlepel Origanum Red en een schep Champions Mineralenmix. Tweemaal per week nog een maatschepje Prestavit op één kilo voer, en je krijgt perfect uitgeruide duiven.

Natuurlijk zit er hier ook wel eens een achtergebleven duif tussen met een slechte pen — vaak zijn dat de eerste pennen. Zo’n pen trek je het best tegen het einde van de rui; er komt dan een mooi en nieuw exemplaar voor terug. Een slechte broekpen hoef je niet te trekken — die blijft voor het leven. Zulke duiven hebben vaak ver boven hun kunnen gevlogen.

Staartpennen trekken of knippen heb ik nog nooit gedaan. Duiven op oude staartpennen ken ik hier niet. Ook de eerste drie pennen trek ik nooit in het voorjaar — wat tegenwoordig een rage lijkt te worden. Aan mij is dat niet besteed. Hier zitten de duiven gewoon verduisterd van eind februari tot half mei, en vaak ben ik dan gewoon bij de Vitesse-kampioenen in de afdeling — met duiven die dan nog verduisterd zitten.

Gezondheid en misverstanden

Oude dons is ook zo’n zwaar overschat probleem. Duiven gooien dons het hele jaar door. Zelf behandel ik steeds minder tegen Tricho, omdat het steeds minder vaak voorkomt — vaak in lichte vorm, en dat gaat zonder behandeling ook wel over.

Coccidiose vind je eigenlijk zelden. Tegen wormen behandel ik nooit, en dat wordt dan ook nooit gevonden bij mijn duiven. Luis is wél een probleem — veel middelen helpen daar gewoonweg niet meer tegen. Ik gebruik iets wat ik van een liefhebber uit Portugal kreeg. Ze gebruiken het daar bij koeien, en het werkt echt super. Vraag me niet naar de naam — die kreeg ik er zelf ook niet bij.

Ruimte, roofvogels en selectie

Verder is het hier ruim bezet: niet te veel duiven op het aanwezige hok van 25 meter, en zoveel mogelijk zuurstof. De duiven komen hier pas in december weer voor het eerst los. De roofvogels jagen hier namelijk erg veel. Bij mijn overbuur vliegt een ploeg laatjes uit, maar die wordt met de dag kleiner.

Dat is een van de grootste problemen als je buitenaf woont — je kunt de duiven niet lekker even buiten laten spelen. Elk jaar sneuvelen er hier een paar oude. Ik selecteer streng: er zitten veertig vliegers klaar voor volgend seizoen, waarvan er achtentwintig al top 10 vlogen in de afdeling. Als de roofvogel daar één van pakt, is het er altijd wel een die je liever niet kwijt bent.

Bij zo’n aanval kost het ook vaak een duif die door de schrik vleugelproblemen krijgt — en daardoor uitgeschakeld wordt.

Nieuwe hoop, nieuwe ronde

Aan de vele mails met verzoeken om bonnen is te merken dat het nieuwe seizoen voor de deur staat. En zoals altijd begint dat met het kweken van nieuwe hoop. Over die bonnen gesproken: ik schenk niet meer aan verenigingen. De ene wel, de andere niet — daar doe ik niet aan. Vandaar: aan geen één.

Daarbij ben ik geen kweekcentrum. Ik kweek alleen voor eigen gebruik, en een paar voor de veilingen op PIPA en GPS, om de hobby te bekostigen. Elk jaar staan er veertien op PIPA, en vier worden in de zaalveiling van GPS geveild. Die zijn geselecteerd uit een dertigtal zomerjongen van de beste duiven. De eerste drie rondes zijn voor mezelf, de vierde ronde gaat vaak naar Jan en nog een vriend.

Samenwerking over de grens

Daarna koppel ik nog enkele koppels van de betere duiven voor de veilingen en samenkweek met mijn Chinese vriend, terwijl de rest uiteen gaat. Bij hem doen onze duiven het geweldig. Ook dit weekend weer: een 5e plaats in een van de one loft races, tegen vele duizenden duiven.

De winnaar van die 5e plaats is een duif gekweekt uit een doffer van Davy Tournelle × een dochter uit het Gouden Koppel. De meeste van zijn duiven komen van Davy, van Bas Verkerk en van mij. Met die kruisingen slaagt hij buitengewoon goed. Het klimaat daar is momenteel redelijk vergelijkbaar met dat van hier, dus ze vliegen nu volop met de duiven.

Hij kweekt uitsluitend duiven voor deelname aan one loft races, en dat doet hij met veel succes. Voor mij zijn die dagelijkse contacten met mensen aan de andere kant van de wereld waardevol — om te zien hoe zij de duivensport beleven, en hoe hun dagelijkse leven eruitziet.

Reizen naar al die verre landen doe ik niet. Het liefst blijf ik gewoon in ons eigen kikkerlandje. Vakantie is dan ook nog nooit aan mij besteed geweest.

Een mijlpaal en een afscheid

Afgelopen zaterdag was de jaarlijkse prijsuitreiking van Brabant 2000. Het schijnt een geweldige happening geweest te zijn. Maar zoals zo vaak kon ik er helaas niet bij zijn — die vervelende rugklachten blijven me parten spelen. Het gaat wel vooruit, maar lang zitten lukt nog niet, en ook lang stilstaan is lastig. Mensen die ooit met spit of een hernia te maken hebben gehad, weten precies waar ik het over heb.

Het was bovendien het einde van Brabant 2000. Ik weet nog goed dat het in 1999 werd opgericht, en dat ik dat jaar meteen 1e hokkampioen werd bij de jonge duiven, en 2e Asduif jong met Ironman. Nu, 26 jaar later, komt er een einde aan een tijdperk. Veel is er veranderd in die jaren — velen zijn gekomen, maar weinigen gebleven.

Ironman werd later vader van Supervedetje, die op haar beurt weer moeder werd van de 1e en 2e nationaal Orléans bij Ludo Claessens. Goede komen immers vaak uit goede!

Een vertrouwde lijn in het jonge duivenspel

Bij de jongen werd ik dit afsluitende jaar — net zoals bij de oprichting 26 jaar geleden — opnieuw 1e hokkampioen en 2e Asduif, dit keer met Blue Rossi. In die tussenliggende jaren ben ik vaak kampioen en Asduif geweest bij de jonge duiven. Ik ben en blijf nou eenmaal een liefhebber van het jonge duivenspel.

Onlangs kreeg ik nog een mail van een jonge liefhebber, en die raakte me. Hij schreef:

“Ik vlieg in afdeling 10 en ga nu mijn vierde jaar in met de duiven. Ik hoop niet dat dit nationale vliegprogramma het gaat halen, maar ik ben er bang voor. Ik ga zelf nog naar school, heb het redelijk druk en vraag me af of dit allemaal nog wel de moeite waard is op deze manier. Maar we moeten door, en de wil om te winnen wordt er niet minder op!”

Toekomstperspectief is cruciaal

En juist die wil om te winnen is zó belangrijk. Die heb ik altijd gehad, en ik bezit hem nog steeds — ondanks alle lichamelijke ongemakken. Maar dan moet er wel toekomstperspectief zijn in ons spel met de duiven.

Voeding en voorbereiding

De kwekers krijgen vanaf nu wat minder te eten, maar de vliegers krijgen nog volop. Ik wil geen tekorten wanneer de duiven vol in de rui zitten. Daarom krijgen ze dagelijks Origanum Red en Champions Mineralenmix — die overigens voor een groot deel uit roodsteen bestaat, wat erg goed is voor de duiven.

Over enquêtes en eerlijkheid

Dan nog even over die enquête — ik vind het ronduit belachelijk. Elke enquête is te beïnvloeden. Je zet er een keuzemenu in dat alleen maar in je eigen voordeel uitpakt. Bovendien is een groot deel van de duivenliefhebbers niet opgegroeid met computers.

Wat mij betreft had men in de verenigingen papieren formulieren moeten uitdelen, voorzien van persoonlijke lidnummers. En je zou alleen mogen stemmen over het spel dat je zelf speelt. Dus een vitesse-speler stemt niet over het overnachtspel, en andersom. Nu zitten er overal in besturen overnachtspelers — sommigen zijn coulant naar andere disciplines, maar anderen preken vooral voor eigen parochie.

Wat men daarbij vergeet: we kunnen niet zonder elkaar. Als we willen dat de duivensport toekomst heeft, moeten we elkaar ook iets gunnen.

De jeugd, verliezen en respect voor verschillen

Onlangs sprak ik hier nog een jonge liefhebber die geweldig presteert met de jonge duiven. Door werk en gezin kan hij alleen met jongen spelen — in het voorjaar is het immers al donker als hij thuiskomt, zeker met de files van tegenwoordig. Door het nieuwe conceptprogramma denkt hij er serieus over na om te stoppen. Als we zulke leden van amper 30 jaar al verliezen, luiden we het einde van de sport zelf in.

En dan nog die onzin om €100.000,- te besteden aan onderzoek naar verliezen bij jonge duiven. Iedereen weet inmiddels dat die verliezen vooral in het begin van het opleertraject plaatsvinden. Zodra het spel op gang is, verliest men amper nog duiven — ook niet op 400 km. Dat was vroeger al zo, en dat is nu, vijftig jaar later, nog steeds zo.

Over sommige ZLU-vluchten van de afgelopen tien jaar, waarbij een week later nog amper prijzen verdiend zijn, hoor je niemand. Maar voor mij geldt: ieder zijn spel. Al zet men twintig meerdaagse vluchten op het programma — ik doe daar toch niet aan mee.

Gelukkig denken we niet allemaal hetzelfde. Ik ken genoeg meerdaagse fondspelers die er net zo over denken als ik. Die houden zich bezig met hun eigen spel, zonder een mening te hebben over het plezier van een ander. En zo hoort het ook.

Voorbereiding met rugklachten

“Wanneer ga je ze weer samen zetten?” vroeg iemand me laatst. Op dit moment ben ik tijdelijk uitgeschakeld door hevige rugklachten. Iedereen die last heeft van slijtage in de gewrichten weet: het najaar en de winter zijn geen fijne periodes.

Dus wanneer koppelen? Als de baas én de duiven er klaar voor zijn — misschien begin december. De vliegers zullen waarschijnlijk ergens tussen half en eind januari gekoppeld worden. Normaal gesproken worden de kwekers volgende week gevaccineerd tegen PMV.

Voorkoppelen doe ik niet. Misschien is het beter, maar hoe ouder je wordt, hoe makkelijker je wordt in bepaalde dingen. Vanaf volgende week worden ze wel 14 uur per dag bijgelicht om de hormonen wakker te maken.

Ik ben ze al wat minder gaan voeren — te dikke duiven brengen alleen maar ellende in de kweek. Eind volgende week gaan de kweekdoffers op hun bakken, zodat ze een kleine twee weken kunnen uitvechten wie waar wil zitten. Nu zit alles nog op latten.

En dan maar hopen dat we weer een paar kampioentjes mogen kweken. En misschien, wie weet, een nieuw NPO-bestuur dat wél met duiven wil spelen.

Afstanden, belangen en bestuur

Deze week vertelde iemand me dat sommige topspelers in de hogere afdelingen liever niet verder dan 300 km spelen met de jongen. Volgens mij preekte hij vooral voor eigen parochie. Ik kan me niet voorstellen dat iemand die serieus met duiven bezig is, niet wil vliegen op mooie afstanden.

Wat ik wél weet: hier in de lager gelegen afdelingen hebben we altijd graag met jongen op de NPO-vluchten boven de 350 km gespeeld. Maar in de hogere afdelingen koos men liever voor taartvluchten — en ging vervolgens in alle besturen zitten om hun zienswijze landelijk uit te smeren. Misschien zitten we daarom nu met dit concept.

Onze voorzitter lijkt me slim genoeg om een gestuurde enquête te lanceren die precies in zijn voordeel uitpakt. We hebben in het verleden vaker enquêtes gehad, maar als de uitslag niet beviel, hoorde je er nooit meer iets van. Een online enquête waarin je meerdere keren kunt stemmen heeft bovendien geen enkele waarde.

Beter was het geweest om een vliegprogramma op te stellen dat voor iedereen die contributie betaalt aantrekkelijk is. We hebben liefhebbers die graag vitesse of midfond spelen, anderen die liever dagfond doen, en dan is er nog de categorie overnacht. Maar vergeet vooral die enorme groep niet die graag met jongen speelt.

Slimmer omgaan met jonge duiven

Speel daar eens op in. Als men onderzoek doet naar verliezen bij jonge duiven, dan zie je dat die vooral in de eerste vluchten optreden. Op de laatste vluchten raken we nauwelijks duiven kwijt — dan is het kaf van het koren gescheiden.

Ik denk aan eerder beginnen: vanaf de eerste week van juni met korte afstanden van 35 km, centraal in de afdeling. Gelijk twee nachten mand. Laat ze maar in de verzamelloods staan met eten en drinken. Niet meer dan 20 duiven per mand in die eerste vluchten — dan komen ze makkelijker bij het drinken dan in een te volle mand. Als dat wat meer kost, dan is dat maar zo. We kunnen immers ook met minder duiven spelen.

Voorselectie zoals in China

In China bekijkt men na enkele trainingsvluchten op de one loft races de duiven. Ze beoordelen dan met welke ze verder gaan en welke uit de race gehaald worden. Dat zouden wij ook kunnen doen: niet met alle jongen vliegen, maar vooraf selecteren. Wie niet geschikt is, kan eruit — en dat bespaart inkorfkosten.

Ik heb al heel wat goede duiven gezien en in bezit gehad, maar een gedrocht zat daar nooit bij. Ze waren allemaal mooi gebouwd en zacht gepluimd.