De eindselectie heb ik nog niet afgerond vanwege het te gemakkelijke vliegprogramma. Veel jonge duiven hebben zich niet kunnen ontplooien. In voorgaande jaren waren de duiven die zich op de laatste vluchten lieten zien, de beste.

Het valt nu niet mee om te selecteren. Jonge duiven die het de eerste weken goed doen en nadien terugvallen zijn hier zelden echt goede geworden. Hier staan 30 bakken en daar komt niets bij. Sommige jaarlingen krijgen een extra kans omdat ze niet goed in hun vel zaten dit jaar.

Wat dat betreft ben ik jaloers op het Belgische spel, daar kan onze bond nog veel van leren. De jaren verstrijken in een rap tempo en we verliezen veel spelers door ouderdom. Ik sprak onze voorzitter van Brabant 2000 vorig jaar, die zei dat we onder de 1.000 leden kwamen. Ter vergelijking: dat waren er in 1999 nog 5.000.

Ik kan er dus niet bij dat onze landelijke bestuursleden een vliegprogramma voor 3 jaar vastleggen. Hoeveel leden vallen er landelijk wel niet af in deze 3 jaar? Wanneer ziet men in dat er haast geen tijd meer is om de duivensport te redden?

Er zijn zoveel veranderingen nodig, zoals het samenvoegen van afdelingen om alles betaalbaar te houden. Hierdoor heb je minder losplekken nodig en krijg je grotere, aantrekkelijkere concoursen. Bovendien minder personeel op de wagens. Op die wagens kan men sponsoren benoemen en met dat geld kunnen we bijvoorbeeld prijzen vervliegen.

Verder het aantrekkelijker maken van het jonge duivenspel en niet enkel denken aan de grote fond. Tenslotte is slechts een zeer kleine groep geïnteresseerd in de Olympiades en die methode SNEL is al helemaal onzin. Het wiel opnieuw uitvinden werkt niet in de duivensport.

Niets van dit is kritisch bedoeld, trouwens. Voor je het weet ligt er een brief op de mat waarmee ze je de mond snoeren. Dit komt uit het hart van een duivenmelker die nog wat opheeft met onze sport. Als men niet meer tegen kritiek kan van welwillende, meedenkende leden, dan is het kalf verdronken.

De prijsuitreikingen starten weer, maar eerst rollen de kampioenschappen binnen. Het zijn er weer een heleboel, ondanks dat het samenspel en het rayon zijn weggevallen wat kampioenschappen betreft.

Zo werd ik onder andere 1e gouden afdelingskampioen bij de FZN, 1e in de Fondspiegel categorie 3 en 2e beste liefhebber van Nederland. Kampioenschappen boeien me weinig, de omgang met duiven en 1e prijzen winnen des te meer.

Met al die kampioenschappen komen ook de bonnenaanvragen per mail en telefoon. Ik houd de duiven voor mezelf, dus ik schenk elk jaar vijf bonnen aan doelen die ik zelf bepaal. Organisaties of verenigingen die een jaar eerder een bon hebben gekregen, krijgen die de opvolgende jaren niet.

De organisatoren van bonnenveilingen moeten zich ook beseffen wat een last het met zich meebrengt. Mensen komen om een bon en zitten er 3 uur later vaak nog. In mijn aardbeientijd was ik alleen op zondagmiddag vrij. Ik schonk toen meer bonnen dan nu en zat elke vrije middag met duivenmensen over de vloer. Dat wordt je met een jong gezin niet altijd in dank afgenomen.

Daarbij hoor je vaak niet eens wie je bon gekocht heeft, dus moet je iedereen maar op zijn blauwe ogen geloven. Niet iedereen brengt zijn gekochte bon mee. Ik had bonnenkopers die begin januari belden: “Wanneer kan ik ze halen?”, en afgelopen jaar zelfs één die eind september belde.

Daarbij is de wereld veranderd. Er wordt steeds meer ingebroken, vandaar dat ik zelden van huis ga. Mocht ik al weg gaan, dan zijn er altijd andere mensen aanwezig in en rondom huis. Vandaar dat ik nooit onbekende mensen bij de hokken laat of duiven laat zien.

Onaangekondigd aanbellen om duiven te keuren of te zien gaat hier ook niet. Ik zie zelf al niet wat een goede of slechte duif in de hand is, laat staan dat een ander dat wel kan. En andermans goedkeuring heb ik eveneens niet nodig.

Eén van de dingen waar ik mij totaal niet mee bezighoud is de verluchting. Bij anderen leeft dit wel enorm, getuige de mails die ik hierover dagelijks ontvang.

Bij mijn vliegduiven staat zowel de voorzijde als het plafond 50% open aan de voorkant. Krijg ik dan geen trek in het hok? Ik vind dat er sowieso wat trek in het hok moet zitten om alles droog en fris te houden. Boven de bakken waar de duiven zitten, is het plafond een meter dicht.

Het is een kwestie van afharden en je duiven laten wennen. Daar start je het beste in het najaar mee. Dus, als het buiten droog is: alles open. De plafonds sluit ik slechts enkele keren per jaar, namelijk wanneer ik het hok uitrook.

In tegenstelling tot wij mensen zijn duiven geen watjes. Zoals ik wel vaker zeg: je leert veel van een goede duif. Die presteert gewoon terwijl zijn hokgenoten dat in dezelfde omstandigheid niet doen.

De mails over foto’s sturen of op hokbezoek komen beantwoord ik bij deze met: dat gaat niet. Ik ga uit veiligheidsoverwegingen niet met mensen die ik niet ken naar de duiven of hokken.

Verzorging ruiperiode

Verder eten ze nu eenmaal per dag en staan er geen potjes met grit, mineralen o.i.d. op het hok. Mijn duiven krijgen elke dag de basismengeling met daaroverheen Champions Mineralenmix, Origanum Red en tweemaal per week Prestavit. Dit is voldoende om het de duiven naar hun zin te maken en ze te voorzien van een mooi, nieuw maatpak. Goed is goed en overdaad schaadt. Zoals ik zo vaak zeg: houd het simpel!

Tricho

Bij duivenmelkers die elke twee weken een trichopil aan hun duiven geven, kan je het beste geen duiven halen. Dit is ook iets wat ik door ervaring geleerd heb. Duiven herstellen vanzelf van een lichte trichobesmetting, het is alleen oppassen wanneer ze die hebben in zware omstandigheden, zoals de rui. Vandaar dat ze bij mij de trichopil in het ruiseizoen krijgen.

De kweekduiven krijgen dus eens per jaar zo’n pil, de vliegduiven eentje extra wanneer tricho geconstateerd wordt in het vliegseizoen. Enkel wanneer dat écht nodig is, trouwens. Ooit gaf ik de jongen bij het spenen nog een trichopil, maar daar ben ik jaren geleden mee gestopt.

Mijn jonge duiven moeten zichzelf tot vier weken voor het vliegseizoen gezond zien te houden, want dan laat ik een controle uitvoeren. Ik moet daar wel bij vermelden dat er geen enkel jong van een ander hok bijkomt in de lichting jonge duiven.

Paratyfus

Dierenartsen die over paratyphus, rota of adeno-coli roepen “laat maar uitzieken”, zouden hun praktijk moeten sluiten. Ik had in 2011-2012 een fikse paratyfusbesmetting die ik niet onder de knie kreeg, omdat geen enkele dierenarts raad wist. Eentje zei zelfs: “Ruim alles maar op en laat de hokken leegstaan.” Die man heb ik nadien nooit meer bezocht of serieus genomen.

Wat ik wel deed is alle zichtbaar aangetaste duiven opruimen, ongeacht prestaties. Vervolgens een dubbele kuur, namelijk 21 dagen van Van der Sluis en een 10-daagse Enroshort kuur op aanraden van Gijsbrechts met een enting met een levende entstof Zoosal T.

De resterende duiven knapten hiervan op, de prestaties kwamen terug en nadien heb ik geen paratyfus meer gehad. Elk najaar krijgen ze preventief een afgewisselde kuur van 10 à 14 dagen en een enting met een dode entstof.

Eens in de 3 jaar is dat tien dagen Baytril (liefhebbers die dat elk jaar doen spelen met vuur). Duiven die in de winter iets mankeren wat op paratyfus lijkt, zoals vermageren, blind of kreupel worden of coliachtige verschijnselen, worden meteen geruimd. Gelukkig is dat in de afgelopen 10 jaar niet meer voorgekomen.

Duiven houden kost veel energie en is zeker niet altijd gezinsvriendelijk, vooral als je een man hebt die altijd wil winnen. Ik was in de gelukkige omstandigheid dat we in het aardbeienseizoen ook nooit weg konden en mijn vrouw dus niet anders gewend is.

We zijn beide geen vakantievierders of mensen die in het weekend tot aan de middag op bed liggen. Ik sta het hele jaar in het donker op, altijd vroeg dus, maar dat heeft meer met mijn rugklachten te maken dan met de duiven.

Mijn gedachten zijn wel altijd bij de duiven. In de avond en nacht pieker ik vaak over wat ik kan verbeteren of wat ik fout heb gedaan. Zo kan ik het ook niet laten om bepaalde dingen of koppelingen te testen om vervolgens te zien of ik gelijk had.

Nee, duivensport is hier niet ‘snel wat voer en water erin en zoek het verder maar uit’. Ik ken al mijn duiven, maar dat komt ook doordat ik er niet extreem veel heb. Met de topduiven heb ik een band die draait om het respect voor wat ze verwezenlijkt hebben.

De duif moet het zelf doen, hij zit namelijk op hetzelfde hok als zijn soortgenoten en krijgt dezelfde training, voeding en verzorging. De ene is alleen wat slimmer dan de andere, ze beschikken meestal wel over dezelfde genen.

Wij mensen beginnen ook allemaal op de basisschool, maar zijn of worden niet op alle gebieden even slim. Een bouwvakker kan geen operaties uitvoeren en een chirurg kan geen huis bouwen, vandaar dat alle mensen van mij hetzelfde respect hebben, ongeacht hun dagelijkse bezigheid.

Ik praat vaak over goede duiven, omdat voor mij niets anders telt. Echt goede duiven vormen amper 20% op ieders hok. Systemen en hokken… Wanneer een liefhebber niet langer over goede duiven beschikt, heeft hij vaak nog wel hetzelfde systeem en hok, maar presteert hij toch slechter.

De conclusie is dat je er veel voor over moet hebben om bij de top te behoren. Je moet ook een gezin hebben dat daar 100% achter staat, anders kun je jezelf beter niet aan de kampioen scharen. In plaats daarvan kan je beter meer genieten van je eigen manier van duiven houden, wat minstens net zo leuk kan zijn.

Ik heb in mijn leven zeker 20 verschillende duivenhokken gebouwd en verbouwd. Wat maakt een hok succesvol? Mijns inziens een goede verluchting, niet teveel duiven erop en geen glas in het dak. En het belangrijkste: goede duiven.

Op alle hokken werd goed en slecht gevlogen. Ik heb nooit isolatie in een hok verwerkt en zal dat ook nooit doen. Wel heb ik overal schuiven in het plafond die eigenlijk alleen dichtgaan wanneer ik de duiven uitrook.

Bij mijn huidige hokken bestaat de voorkant voor 50% uit gaas. Dit kan ik afsluiten met een schuifdeur, maar dat gebeurt zelden of nooit, ook niet in de winter. Bij de kweekduiven bestaat de voorkant volledig uit gaas en dat kan ik niet afsluiten, die zitten dus 365 dagen per jaar in de buitenlucht.

Verwarmen doe ik niet. De open constructie van de voorkant en het plafond heeft als doel een betere weerstand van de duiven en minder stof voor mezelf. Van een wisselende temperatuur ’s nachts heb ik nooit hinder ondervonden. Ook in het vroege, koude voorjaar ben ik gewoon bij de eerste hokkampioenen snelheid van de afdeling te vinden.

Zo vlogen de duiven enkele jaren geleden op woensdag nog in een stevige sneeuwbui, waardoor ze niet konden landen. Enkele dagen later won ik gewoon de 1e prijs in het rayon.

Kortom, met allerlei randzaken houd ik me allang niet meer bezig, toch zeker niet met wijsheden van liefhebbers die zelf geen fatsoenlijke prijs kunnen vliegen. Ik ben baas op eigen hok en daar moeten de duiven zich maar naar schikken.

Ik toon nooit en houd het voor mezelf zo eenvoudig mogelijk, de verzorging komt immers 365 dagen per jaar terug. Mocht ik weer in de lappenmand zitten of dingen niet bij kunnen houden, dan kunnen mijn vrouw en kinderen met het grootste gemak de verzorging van mij overnemen.

Verder kom ik haast nergens en ben ik het liefst thuis bij de duiven bezig. Vakantie heb ik nooit gekend en daar mis ik dus ook weinig aan.