Voorbereiding en koppeling

Alle kwekers zitten weer bijeen. Zoals altijd geeft dat geen enkel probleem bij duiven die goed verzorgd en gezond zijn. Hier bereid ik ze voor door enkele weken wat krapper te voeren en ze vier weken vooraf bij te lichten. Een week voor de koppeling zet ik de broedschotel erin.

Op de koppelavond zet ik ze bijeen en maak daarna het hok donker. De dag nadien laat ik ze koppel voor koppel even uit hun bak om te drinken. Eten doen ze in een potje dat in hun bak staat, met voer gemengd met Origanum Red en de Embregts-Theunis mineralenmix. Door dit dagelijks gebruik leggen de duiven vrij snel en gemakkelijk.

De koppeling zelf loopt hier op gevoel. Als dat toevallig half broer maal half zus is, maakt me dat niets uit — mijn beste duiven komen vaak uit ouders die enigszins verwant zijn.

De bewezen kweekduiven zitten dit jaar gewoon in het kweekhok. Van daaruit kunnen ze de buitenren in als ze willen. Ze mogen pas voor het eerst in de ren na een dag of zeven, wanneer ze gekoppeld zijn en beide goed bakvast zitten.

Kweekboxen en verzorging

Het om-en-om loslaten doe ik enkele dagen. Na de derde dag gaan er meerdere koppels tegelijk los, en op de vierde dag gaat alles los zonder noemenswaardige vechtpartijen. De test-zomerjong doffers zitten op de kweekboxen en niet meer op het kweekhok. Die onstuimige zomerjongen willen nog wel eens verkeerd vliegen, met alle ellende van dien.

Hier zijn dat dus geen kweekdozen, maar echte kweekboxen van 1 meter breed, 2 meter diep en 2 meter hoog. Alle kanten zijn voorzien van gaas, inclusief het plafond. De duiven in kweekboxen moeten elkaar kunnen zien, vind ik. Dan blijft er leven in de brouwerij; anders gaan ze vrij snel ineengedoken zitten. Voor de boxen loopt een gang waar ze om beurten hun vleugels kunnen strekken en eens bij de buren op bezoek kunnen — zonder dat ze erbij kunnen.

In het kweekhok zit alles op mestbanden, wat me een boel werk scheelt. Over die mestbanden wil ik nog wel wat kwijt: ik installeerde ze afgelopen jaar bij de vliegers. Criticasters zeiden dat het presteren nu een stuk minder zou zijn. Onzin dus.

Ervaringen en hokaanpassingen

Enkele jaren terug had ik met de oude een boerenjaar: alles werd gewonnen, inclusief meerdere NPO-vluchten. Ik greep ook maar net naast een nationale overwinning en strandde op de tweede plaats. Met Olympic Dragon had ik een witte raaf op het hok.

Ik besloot toen het gehele oude duivenhok af te breken, omdat een familie ratten daar hun woonplaats onder de bodem had gevonden. Dus legde ik een betonplaat, bouwde het hok opnieuw op, verlaagde de kap en vernieuwde het voorfront. Alweer zou ik volgens sommigen geen prijs meer halen, omdat het hok nu vast op de grond stond en er geen luchtstroom meer onderdoor kon. Ook dat bleek onzin.

Voer en visie

Sommigen houden zich bezig met elke dag een andere mengeling volgens een bepaald systeem. Zelf wissel ik nooit van voer: mijn duiven krijgen al meer dan dertig jaar lang twaalf maanden per jaar hetzelfde. Mannen als Verkerk, Koopman en De Bruijn doen dat ook — de top van Nederland dus — en die zullen het echt wel uitgetest hebben.

Jaarlijks wordt er veel onzin verkocht, vooral door mensen die zelf niet eens blad raken maar toch een hele groep volgers weten te overtuigen. Hier gebeurt niets waar ik geen vertrouwen in heb. Ik onderscheid de zin van de onzin.

Het draait om goede duiven, een uitgebalanceerde mengeling die het hele jaar hetzelfde is, en een goede verzorging zonder overbevolking op een goed geventileerd hok. En als een hok in deze tijd wat vochtig is, is dat geen enkel probleem. Je hebt dan juist minder last van fijnstof.

Goede duiven zijn er niet veel; papieren tijgers genoeg. Maar dat is oud nieuws — ik verkondig dat al jaren. Beter is het om een hok op te bouwen met enkele goede duiven dan een hok vol te proppen met duiven die niets laten zien.

Bijhalen en selectie

In de afgelopen 35 jaar haalde ik diverse duiven bij, zowel in Nederland als België. Altijd uit de beste die ze hadden zitten. Ik koppelde die hier ook weer op mijn beste kweekduiven om ze een eerlijke kans te geven.

Met enkele slaagde ik, de meeste waren simpelweg niets. Niet omdat de verkoper me slecht behandelde — ik was er immers zelf bij en neem geen duif mee die me niet aanstaat. Maar concurrentie is overal niet hetzelfde. Bij verschillende liefhebbers in bepaalde afdelingen of provincies in Nederland of België kon ik niets met duiven die daar wel wisten te winnen.

Zo haalde ik ook echt goede duiven die goed kweekten, maar de doorkweek was dan weer niets. Ook dan is het uiteindelijk einde verhaal. Of ze waren erg goed op de snelheid en gingen verloren toen het verder en taaier werd.

Kwaliteit boven kwantiteit

Elk jaar haal ik wel wat bij. Niet alles is natuurlijk een verbetering: het ene jaar slaag je met een bijgehaalde duif, het andere niet. Maar stilstaan is achteruitgaan. Nu loopt er ook een zaalveiling op GPS, Pearls of the Sky. Ik heb daar vier duiven zitten waarvan ik denk dat men er goed mee kan zijn.

Afgelopen seizoen waren de referenties weer volop aanwezig uit alle afdelingen in het land. Niet omdat ik er veel verkoop — in mijn hele leven heb ik meer weggegeven dan verkocht. Ik wil dat geloop aan huis niet zo.

Er zijn altijd mensen die een duif op een veiling kochten of een geschonken bon, en daar erg goed mee waren. Ook zijn er veel liefhebbers geslaagd met jongen waar ik zelf mee gevlogen heb en die ik niet kon plaatsen. Of jongen die als jong minder presteerden, maar nadien toch superkwekers werden op andere hokken.

Ik kan met trots zeggen dat er zeker dertig NPO-overwinningen behaald zijn door anderen met duiven uit mijn hok. Als je iets wegdoet, moet je er zelf achter staan — dat is de enige garantie die je mee kunt geven.

Geen concessies aan kwaliteit

Hier gaat niets weg wat mij niet aanstaat. Die worden gewoon verwijderd, ongeacht waar ze uitkomen. Zoals gezegd zijn er hier in de winter een goede honderd duiven aanwezig — alles inbegrepen.

Duiven die super presteren maar niet kweken, worden hier gewoon verwijderd. Ik hou ze niet door voor de commercie, zoals op veel andere hokken. Stamboomduiven van allerlei hype-lijnen vind je hier niet, alleen van goed presterende duiven. Mijn mening is simpel: wanneer je ergens zes duiven haalt, moet er iets bijzitten waar je mee vooruit kunt.

Feiten boven verhalen

Het mooie van Compuclub is dat de cijfers niet liegen. Men kan alles terugzoeken, zelfs van jaren geleden. Zo deed ik dit jaar mee aan 23 vluchten in Brabant 2000 — provinciaal of NPO, hoe men het ook wil noemen. Van die 23 vluchten begon ik vijftien keer in de top 10 van Brabant 2000. In totaal werden er 29 top-10 plaatsen behaald.

Iedereen mag hier zijn papieren naast leggen — ook alle Nederlandse deelnemers aan Pearls of the Sky, PIPA of waar dan ook. Schrijven is vaak één ding, maar met de feiten komen is een ander.

De aantallen duiven waarmee gespeeld werd lagen bij de oude gemiddeld onder de dertig, en bij de jongen rond de zestig. Dus speel je met het dubbele aantal duiven, dan zou je cijfermatig ook twee keer zo vaak top 10 moeten spelen — zou je denken.

Bonnen, plannen en prestaties

De verkoop van geschonken bonnen is overal volop bezig. Ik heb er dit jaar weer minder geschonken dan andere jaren. Eén ervan staat nu op GPS bij onze afdeling Brabant 2000 — doe er uw voordeel mee.

Mijn Chinese vriend was ook helemaal happy: hij wist de allerbelangrijkste vlucht in China te winnen en werd bovendien 9e Asduif aldaar. De duif kweekte hij uit zijn oude lijnen, die hun oorsprong bij Verkerk hebben.

Vooruitblik op het vliegprogramma

Nu is het afwachten op het inmiddels aangepaste vliegprogramma. Daarna kunnen de plannen echt gesmeed worden. Vorig seizoen heb ik de dagfond er een beetje bij gedaan, vooral door een gebrek aan oudere duiven die naar de kweek waren gegaan. Maar in 2026 zal de dagfond zeker weer serieus aangepakt worden.

Het jonge duivenspel blijft mijn passie, dus ook daar zal werk van gemaakt worden. Nog meer dan andere jaren zal de focus liggen op trainen en selecteren, zoals ik dat vroeger ook deed. Natuurlijk hangt veel af van factoren die we niet in de hand hebben, maar de plannen moeten wel klaar liggen. Ook bij de oude duiven blijft selectie het toverwoord: na een vlucht of vijf wil ik alleen verder met duiven waar ik rotsvast van overtuigd ben.

Kwaliteit boven kwantiteit

Op dit moment zijn er nog een goede 110 duiven aanwezig — alles inbegrepen: test-, kweek- en vliegduiven. Een stuk of vijf zijn geleende duiven. Meer dan genoeg. Ik streef ernaar om over enkele jaren naar een 80-tal te gaan in de winter, zoals vroeger het geval was: 18 vliegkoppels en 18 kweekkoppels.

Mensen met honderden duiven op de hokken zouden zich eens achter de oren moeten krabben. Velen zijn papieren tijgers die niets bewezen hebben en dat ook niet snel gaan doen. Vaak zijn dat commerciële hokken. Zo is er een hok in Nederland dat met meer dan 100 oude duiven vliegt. Als de wind niet gunstig staat, korft hij schijnbaar niet in — uit angst er enkele te verliezen.

Speur de top 15 in de afdelingen wekelijks af en je weet waar de goede zitten. Een vlucht oprollen is een koud kunstje als je een mooie ploeg inkorft en alle omstandigheden gunstig zijn. Er bijna wekelijks staan in de afdeling, jaar in jaar uit, is een ander verhaal. Dan moet er voldoende kwaliteit op de hokken aanwezig zijn.

Hypes en realiteit

Zoals dat ook in China het geval is, zie je het overal: namen die zich profileren op social media of vrienden bij de krant hebben, zijn vaak het enige wat men leest. Zelf iets uitzoeken hebben ze jammer genoeg nog niet helemaal voor elkaar. Vandaar ook al die hypes rond sommige duiven — die vaak allang niet meer bevruchten of zelfs niet meer leven.

Voorbereidingen

Nog een goede week en de koppels gaan weer samen. Ongelooflijk hoe snel een jaar voorbij dendert als je duiven hebt. Hier zijn alle voorbereidingen afgerond en de kwekers zijn bijgelicht. Deze week is er nog een afzuiginstallatie boven de kweekhokken geplaatst om de fijnstof af te voeren.

De koppels gaan begin december bijeen. Dan is het weer afwachten wat we bij elkaar zetten en uit welke ik wel kweek en uit welke niet. Die laatste categorie — hoofdzakelijk testjaarlingen — wordt dan voedster. Zij brengen de eerste ronde de jongen groot van de allerbeste duiven. Daarna mogen ze zelf nog een koppel jongen grootbrengen.

Sterke selectie

Het is hier niet de kunst om zo snel mogelijk de hokken te vullen, maar wel om zoveel mogelijk kwaliteitsvolle duiven te hebben. Daarom selecteer ik vanaf het spenen. Waar ik niet van overtuigd ben, gaat er meteen uit.

We moeten geen jongen kunstmatig overeind proberen te houden. Jongen die in het begin al zwakte vertonen, bijvoorbeeld doordat ze te laat uit het ei komen, verwijder je beter meteen. Als je de ene een ring omdoet en de andere pas de volgende dag, dan verwijder je beter die laatste — uit welk koppel ze ook komen.

Schreeuwende jongen om voer, of met de vleugels wijd aan de voerbak, daar heb je niets aan. Dan maar beter minder duiven in verschillende rondes, dan een ronde met de helft zwakkelingen.

Verliezen

Houd je zulke jongen allemaal door, dan moet je niet gek staan te kijken dat er bij het opleren veel verliezen zijn. Hier werd aan huis en bij het opleren nauwelijks iets verloren. Natuurlijk kennen we ook wel eens domme lossingen, zoals afgelopen jaar — dan gaan er wel een boel verloren, maar dat heeft niets met kwaliteit te maken.

Mensen met veel roofvogels in de buurt verliezen ook veel jongen. Ik ken veel goed spelende kleinere liefhebbers die maar één à twee rondes kweken en haast niets verliezen. Zij hebben een sterk afgesorteerd hok en kweken daardoor minder zwakkere duiven. Als die al eens voorkomen, verwijderen ze die meteen — simpelweg omdat er niet veel plaats is op de hokken.

Dus verliezen met jongen hebben we vaak aan onszelf te danken. Uit alles maar kweken, duiven met medicijnen proberen overeind te houden, en dan mopperen dat er veel verloren gaan vanaf het hok. Kweek alleen uit duiven die gepresteerd hebben op het vlieg- of kweekhok. Je krijgt immers waar je naar kweekt. Wil je eerste prijswinnaars, dan zal je uit eerste prijswinnaars moeten kweken.

Sterk spelen in een klein rayon

Wij zitten hier in een streek waar in het algemeen weinig duiven gespeeld worden. Dat zie je terug aan de aantallen op de NPO-concoursen. Van oudsher zijn het hier echte vitesse- en midfondspelers. Omdat er vroeger veel gepould werd, hield men weinig duiven — en daar is men hier nooit van afgestapt.

Dus komt men met een kleine, uitgeselecteerde korf. Zodoende moet je snel zijn wil je nog per honderdtal spelen. Zit je in ons rayon bij de eerste vijf, dan speel je vrijwel zeker ook in de eerste tien van de afdeling — zo hard wordt er hier gespeeld. In de afdeling kun je vaak nog met gemak 1 op 100 spelen, terwijl dat in ons rayon allang niet meer lukt.

Of dat met de nieuwe indeling gaat veranderen, weet ik niet. De sterkste hokken van de vier voormalige rayons zijn opnieuw ingedeeld in ons rayon. Zo moesten wij ook dit jaar de punten uit het rayon halen, terwijl heel wat liefhebbers elders in Nederland daar nog een samenspel tussen hadden staan waar evenveel duiven weggingen als in ons rayon.

Als je dan ziet dat men in hun samenspel de eerste wint, maar in de afdeling vaak niet eens top 100 haalt, zegt dat veel over de diverse nationale kampioenschappen. En daar wringt de schoen. Iedereen gelijke kansen betekent: punten halen uit de afdeling of het eerste spel voor de afdeling. Tel daarbij het aantal duiven af tot 2.000 in de puntentelling, en je krijgt een heel ander beeld.

Eerlijkheid en beperkingen

Dan wil ik het niet eens hebben over nationale of Olympiade-kampioenschappen jong, waar de nalijn meetelt. Zoiets is het oneerlijkste wat er in de duivensport bestaat. Het aantal duiven mee laten tellen in de berekeningen terwijl de helft oude duiven zijn, slaat nergens op. Ook andersom mag dat niet voorkomen: bij de oude duiven de nalijn mee laten tellen, waarbij de helft jongen in het aantal duiven voorkomt.

Eerlijkheid in de duivensport is nog ver te zoeken. Men kan zich daar op hogerhand beter mee bezighouden. Laat ze eerst maar eens komen met een fatsoenlijke inkorfbeperking. De huidige — 150 oude en 250 jongen — slaat natuurlijk nergens op.

Verbeterde mengelingen

Hier zijn de nieuwe ontwerpen van de zakken klaar. Alles is nu overzichtelijker. De nieuwe ontwerpen komen ook terug op de emmers en bijproducten. Nog enkele details bespreken, en dan kunnen de zakken gemaakt worden. Vervolgens kan de vernieuwde mengeling in productie genomen worden.

De NPO-mix is stevig verbeterd: geschikt om als recuperatie te geven bij thuiskomst én als opbouw naar de vlucht toe. Zelf heb ik de vernieuwde Champions- en NPO-mix het gehele jonge duivenseizoen getest, en ik ben er erg tevreden over.

Er komt straks 20 kg NPO-mix in de zak, wat beter te mengen is. Dan zijn het vier delen Championsmix en één deel NPO-mix, en de vulopeningen sluiten beter af. Ook prijstechnisch moet het kloppen. Het zijn dure zaden — vooral de ongepelde zonnepitten en de hennep. Twee superbestanddelen die nu eenmaal niet goedkoop zijn, maar wel onmisbaar in de moderne duivensport, waar we veel van onze duiven verwachten en vergen door de steeds wisselende weersomstandigheden.

Hier geen geperste korrels in de mengelingen. Daar hou ik niet van. Vooral als het wat vochtiger is, lijkt me dat niet goed voor de duiven. Zo loop je volgens mij gemakkelijker kropschimmels op.