Voorbereiding met rugklachten

“Wanneer ga je ze weer samen zetten?” vroeg iemand me laatst. Op dit moment ben ik tijdelijk uitgeschakeld door hevige rugklachten. Iedereen die last heeft van slijtage in de gewrichten weet: het najaar en de winter zijn geen fijne periodes.

Dus wanneer koppelen? Als de baas én de duiven er klaar voor zijn — misschien begin december. De vliegers zullen waarschijnlijk ergens tussen half en eind januari gekoppeld worden. Normaal gesproken worden de kwekers volgende week gevaccineerd tegen PMV.

Voorkoppelen doe ik niet. Misschien is het beter, maar hoe ouder je wordt, hoe makkelijker je wordt in bepaalde dingen. Vanaf volgende week worden ze wel 14 uur per dag bijgelicht om de hormonen wakker te maken.

Ik ben ze al wat minder gaan voeren — te dikke duiven brengen alleen maar ellende in de kweek. Eind volgende week gaan de kweekdoffers op hun bakken, zodat ze een kleine twee weken kunnen uitvechten wie waar wil zitten. Nu zit alles nog op latten.

En dan maar hopen dat we weer een paar kampioentjes mogen kweken. En misschien, wie weet, een nieuw NPO-bestuur dat wél met duiven wil spelen.

Afstanden, belangen en bestuur

Deze week vertelde iemand me dat sommige topspelers in de hogere afdelingen liever niet verder dan 300 km spelen met de jongen. Volgens mij preekte hij vooral voor eigen parochie. Ik kan me niet voorstellen dat iemand die serieus met duiven bezig is, niet wil vliegen op mooie afstanden.

Wat ik wél weet: hier in de lager gelegen afdelingen hebben we altijd graag met jongen op de NPO-vluchten boven de 350 km gespeeld. Maar in de hogere afdelingen koos men liever voor taartvluchten — en ging vervolgens in alle besturen zitten om hun zienswijze landelijk uit te smeren. Misschien zitten we daarom nu met dit concept.

Onze voorzitter lijkt me slim genoeg om een gestuurde enquête te lanceren die precies in zijn voordeel uitpakt. We hebben in het verleden vaker enquêtes gehad, maar als de uitslag niet beviel, hoorde je er nooit meer iets van. Een online enquête waarin je meerdere keren kunt stemmen heeft bovendien geen enkele waarde.

Beter was het geweest om een vliegprogramma op te stellen dat voor iedereen die contributie betaalt aantrekkelijk is. We hebben liefhebbers die graag vitesse of midfond spelen, anderen die liever dagfond doen, en dan is er nog de categorie overnacht. Maar vergeet vooral die enorme groep niet die graag met jongen speelt.

Slimmer omgaan met jonge duiven

Speel daar eens op in. Als men onderzoek doet naar verliezen bij jonge duiven, dan zie je dat die vooral in de eerste vluchten optreden. Op de laatste vluchten raken we nauwelijks duiven kwijt — dan is het kaf van het koren gescheiden.

Ik denk aan eerder beginnen: vanaf de eerste week van juni met korte afstanden van 35 km, centraal in de afdeling. Gelijk twee nachten mand. Laat ze maar in de verzamelloods staan met eten en drinken. Niet meer dan 20 duiven per mand in die eerste vluchten — dan komen ze makkelijker bij het drinken dan in een te volle mand. Als dat wat meer kost, dan is dat maar zo. We kunnen immers ook met minder duiven spelen.

Voorselectie zoals in China

In China bekijkt men na enkele trainingsvluchten op de one loft races de duiven. Ze beoordelen dan met welke ze verder gaan en welke uit de race gehaald worden. Dat zouden wij ook kunnen doen: niet met alle jongen vliegen, maar vooraf selecteren. Wie niet geschikt is, kan eruit — en dat bespaart inkorfkosten.

Ik heb al heel wat goede duiven gezien en in bezit gehad, maar een gedrocht zat daar nooit bij. Ze waren allemaal mooi gebouwd en zacht gepluimd.

Selectie, eenvoud en kwaliteit

Het najaar is begonnen en overal worden de hokken opgeruimd. Overtollige duiven gaan naar de poelier of worden geveild. Tegenwoordig staan daar soms zelfs DNA- en geslachtsbepalingscertificaten bij — en complete keuringsrapporten. Als ik die lees, moet ik vaak lachen.

Duiven keuren kan op vele manieren. De ene is lang en slank, de ander kort en geblokt. Jonge duiven staan altijd open als je maar hard genoeg met de vingertoppen ertussen wringt. Vooral duiven met verminderde conditie of die nog te jong zijn, staan licht open — hun stuitbeentjes zijn nog zacht door de leeftijd.

Zelf kijk ik daar niet naar. Ik heb al te veel goede duiven gehad die wat openstonden. Ook Bas Verkerk let er totaal niet op. Hij kijkt niet eens naar de bouw, alleen naar het eindresultaat na het vliegseizoen — en dat zelfs niet bij de jongen.

Ik ben op meerdere hokken geweest waar men jonge duiven selecteert puur op hoe gesloten ze zijn. Wie niet goed sluit, wordt verwijderd. Zulke hokken zullen nooit de top bereiken.

Voeding zonder franje

Ook hokken die vandaag dit voeren en morgen weer wat anders — in de ruiperiode lijkt het ineens niets te mogen kosten — zullen nooit bij de kampioenen horen. Hier krijgen de duiven het hele jaar door kwaliteitsvoer. Altijd dezelfde mengeling, zonder toevoegingen als P40, tovo, hennep, snoepzaad, zonnepitten — noem maar op. Dat is hier niet nodig, want alles wat ik wil, zit al in het voer. Datzelfde geldt voor de mineralenemmer.

Hier wordt alles op alles gezet om wekelijks in de top 25 van de afdeling te spelen — liefst top 10, met minder ben ik niet tevreden. De duiven worden daarop geselecteerd, en het volledige voedings- en bijproductenschema is daarop afgestemd. Alles draait hier om eenvoud: niet te veel duiven in de hokken, maar wel kwaliteitsvolle duiven die meermaals kop kunnen vliegen in de afdeling.

Vliegprogramma en nalijn

Onlangs zag ik op Facebook een voorstel voor een vliegprogramma van iemand uit afdeling 5 — daar kan ik me perfect in vinden. Nu wordt er gezegd dat de afdelingen (nieuwe indelingen) hun eigen draai mogen geven aan het vliegprogramma, maar of dat een zoethoudertje is om de uiteindelijke plannen door te drukken? Dat moet de tijd uitwijzen.

Een mailer schreef dat de late mand populairder was dan het reguliere jonge duivenprogramma. Hij vergat erbij te zeggen waarom dat zo is. Hier zie ik liefhebbers afhaken na de dominantie van enkele jonge duivenspecialisten op de eerste vluchten — vaak de mindere hokken. Ze vertrekken dan naar de nalijn om daar hun geluk te beproeven.

Als er straks geen NPO-concoursen meer zijn, zoals in het concept vliegprogramma 2026, dan zullen die specialisten ook de nalijn gaan verkennen. En dan begint de klaagzang opnieuw: dat er ook daar niets meer te halen valt.

Iedereen zijn eigen weg

Zou ik mezelf willen vestigen bij de Olympiade-asduiven Jong, dan is het inderdaad beter om met een ploeg op de nalijn te gaan rammen. Minder concurrentie, grotere aantallen duiven — omdat ook de oude erbij zitten — en dat aantal telt weer mee in de berekeningen. Maar ik geniet nog te veel van de NPO-vluchten voor jonge duiven. Als dat wegvalt, zal ik mezelf zeker op andere mogelijkheden gaan richten.

Er werd ook beweerd dat het alleen voor de profs is weggelegd om hun financieel gewin te versterken. Maar men vergeet dat die mensen enorm geïnvesteerd hebben in hun duiven — en dat blijven doen. Bas Verkerk koopt bijvoorbeeld elk jaar nog duiven aan. Daarbij zijn de meeste van die zogenaamde profs 60 uur per week met hun duiven bezig.

Voor mij mag iedereen doen wat hij wil. De één heeft meerdere hokverzorgers, de ander ziet het puur als hobby — voor beide heb ik evenveel respect. Leven en laten leven. Heb je daar last van? Pak dan de koe bij de horens en zet jezelf net zo hard in als die tophokken. Ik ken hokken die minder dan 50 duiven in de winter aanhouden en daarnaast een baan hebben. Als het hen lukt, zou het toch iedereen moeten lukken, zou je denken.

Wat brengt 2026?

We gaan zien wat 2026 gaat brengen — en of het nog de moeite waard is om al het werk dat we in onze duiven steken, vol te houden.

Gisteren zag ik het concept voor het nationale vliegprogramma. Wat mij betreft kunnen degenen die dit bedacht hebben beter hun functie neerleggen en stoppen met de duivensport. Ze hebben er niets mee op en luisteren niet naar de leden. Als beleid eenmaal iets afbreekt, is het vaak niet meer te herstellen — zeker niet als liefhebbers afhaken. En dat is precies wat hier dreigt te gebeuren.

Het programma ontmoedigt haast iedereen om überhaupt nog aan kweken te denken. De basis ligt in een gestuurde enquête waarvan men de uitkomst al vooraf kende. Geen open dialoog, geen draagvlak — alleen een papieren werkelijkheid.

Jonge duivenspel zonder toekomst

Het jonge duivenspel loopt tien weken, en dan zitten we nog steeds op 150 kilometer. Wie verzint zoiets? Daarna volgen twee vluchten met twee nachten mand, en vervolgens zijn we het jaar erop de meeste jaarlingen kwijt. Selectie vindt immers plaats op vluchten rond de kerktoren, want niemand heeft de ruimte om alle jongen door te houden. Uiteindelijk blijven alleen duiven over die geschikt zijn voor snelheidsvluchten.

Bij de oude duiven zijn er acht spelmomenten boven de 300 kilometer — tenzij je splitst, dan kom je op tien. Zoals gewoonlijk is er aan het overnachtspel weinig veranderd, behalve dat het jonge duivenspel erop is aangepast. En dan zijn er nog tien opleervluchten vanaf eind mei tussen de 200 en 300 kilometer — voor de keizer zijn baard. Dat opleerprogramma is zelfs aantrekkelijker dan het officiële jonge duivenprogramma, want daar zit tenminste nog afstand in. Maar wie speelt daar duiven op, als er niet eens een uitslag van komt?

Generatie zonder perspectief

De duivensport biedt zo geen toekomst meer voor de generatie tussen 30 en 65 jaar. Mijn gedachtegang is simpel: zet de mensen die dit programma hebben opgesteld uit hun functie wegens onbekwaamheid. Ik hoop dat meer leden in opstand komen — anders is het binnen enkele jaren afgelopen met de sport.

Er wordt niet eens naar België gekeken, waar het jonge duivenspel immens populair is en men volop vluchten heeft tussen de 300 en 500 kilometer. De hele duivenwereld volgt dat op de voet. Het kinderspel en de kampioenschappen die we hier de laatste vijftien jaar hebben opgebouwd, interesseren niemand. Niet voor niets vestigen prominente Nederlandse hokken zich in België — ze hebben hier de moed verloren. Ik kan me ook niet voorstellen dat ze nog als sponsoren in Nederland willen optreden.

Afdelingen en eerlijk spel

Waarom zouden we de afdelingen überhaupt nog veranderen? Het spel dat ons nu geboden wordt, is een nog groter windspelletje van korte afstanden. Draaien de duiven een paar rondjes op de losplaats, dan kunnen de hokken op de voorkant het al vergeten. Grotere gebieden van amper 100 kilometer — hoe kun je dan nog eerlijk spelen?

In het grote district hoeft men met de jongen maar twee vluchten te organiseren. Hier is dan geen kampioenschap meer te winnen. We hebben alleen nog de vereniging en het nieuwe district. In de afdeling is geen spel, maar er moet wel een bestuur komen.

Voor mij kunnen ze alles laten zoals het was. Laat de afdelingen hun eigen spel bepalen, en eventueel samenwerken in sectoren voor dag- en overnachtvluchten. Dit jaar was het immers aantrekkelijk om met duiven te spelen.

Teleurstellend vooruitzicht

Ik dacht dat het toekomstbestendig zou zijn, maar achteraf heb ik me vergist. Met dit concept vliegprogramma is die hoop vervlogen. Ik had voor mezelf besloten om op mijn 65e te stoppen met de duivensport, maar ik denk dat ik mijn duivenpensioen vijf jaar naar voren haal. De zin ontbreekt me als dit zo doorgaat.

Geen overbevolking, wel prestaties

Dit najaar zijn er heel wat bezoekers geweest, en stuk voor stuk stonden ze verbaasd over het geringe aantal duiven hier. Men verwacht vaak dat wie hard speelt met duiven ook veel hokken en duiven heeft — maar dat is hier dus niet het geval. Ik hou niet van overbevolking, en al helemaal niet van duiven op het vlieghok die nog niets gepresteerd hebben.

Wat het systeem betreft handel ik al meer dan 25 jaar op dezelfde manier. Ik verander niet van mengeling: hier eten ze het hele jaar door dezelfde Champions-/NPO-mix. Qua bijproducten gebruik ik mijn eigen mineralenemmer, Prestavit, en Origanum Red — voor mij een topmiddel om dagelijks de weerstand gezond te houden.

Ervaring en selectie

Bij de dierenarts kom ik alleen voor de enting, of als ik vermoed dat er iets mis is. Voor de rest vertrouw ik op 45 jaar ervaring. Ik zie en voel precies wanneer er iets aan de hand is.

Elk jaar komen er enkele nieuwe duiven bij, van het beste wat er te verkrijgen is. Maar als ze na het jonge duivenseizoen niets waard blijken te zijn, dan gaan ze er samen met hun nazaten weer uit. Echte topduiven zitten er ook op het allerbeste hok slechts een handjevol. In fabeltjes geloof ik allang niet meer.

Regelmatig worden mij duiven aangeboden om te testen, vaak van bevriende hokken. Gewone duiven wil ik niet eens. Het moeten duiven zijn uit supers, en ze moeten me aanspreken én passen bij mijn eigen stam.

Hygiëne en verzorging

Bodembedekking gebruik ik niet meer. Hier ga ik dagelijks met de schraper over de vloer, gevolgd door een dun laagje schelpenzand om de vloer droog te houden en de pootjes zuiver.

Als ik op andere hokken kom en duiven in handen krijg die onder de luis zitten, knap ik direct af. Dat is niet meer van deze tijd — duiven moeten vrij zijn van ongedierte. Ik wil dat ze zacht aanvoelen, in balans gebouwd zijn, en dat het oog strak in de kop staat, liefst met een dunne zwarte streep eromheen.

Een wat langer borstbeen dat bijna doorloopt tot aan de stuitbeentjes — daar mag je geen twee vingers tussen kunnen leggen. De punten van de slagpennen moeten de zwarte streep van de staartpennen raken. Een duif mag best een beetje openstaan, dat zie je vooral bij duiven in de rui of met verminderde conditie. Toch heb ik op top-hokken duiven gezien die redelijk open stonden en toch super presteerden. Dus of dat echt uitmaakt? Ik weet het niet.

Te vette duiven met blauw vlees — daar heb ik een hekel aan. Vaak zijn die gevoerd met slecht eiwitrijk voer en hebben ze een droge pluim. Hier krijgen de duiven volop, ze zijn mooi rond maar zeker niet vet. Als je gele vetranden naast het borstvlees ziet lopen, voer je te veel. Bij al deze plus- en minpunten zitten ook goede duiven, maar vooral veel mindere. De echte topduiven hier zijn in de regel mooi gebouwd — de mand bepaalt uiteindelijk of het goede of minder goede duiven zijn.

Geen show, wel inhoud

Forums en podcasts zijn niet echt aan mij besteed. Ik hou de boot vaak af, net als bij prijsuitreikingen. Simpelweg omdat ik daar geen tijd voor maak — zoals gezegd zijn de avonden en weekenden voor mijn gezin.

Ik beantwoord veel vragen via mail of WhatsApp, en die komen al op de gekste tijden binnen. Verder leg ik hier op deze blog precies uit hoe ik ergens over denk en hoe ik het doe. En dat hoeft niemand met me eens te zijn natuurlijk.

Seizoensovergang

De rui schiet aardig op. De oude veren maken plaats voor langere slagpennen en staartveren, en dat betekent dat het einde van de rui in zicht is. We maken ons dus weer op voor de kweek. Over een tiental dagen worden de kwekers gevaccineerd tegen PMV. Binnen enkele weken gaat hier alles op de bakken, behalve de vliegers — die zitten er al.

Bij de vliegduiven gebruiken we geen schuine zitschapjes. Onder de broedbakken zitten mestbanden, dus het is beter dat ze in hun eigen bak vertoeven. Met een druk op de knop is alles weer schoon. Efficiënt en hygiënisch.

Bestuurlijke onrust

Ondertussen is er veel gerommel rondom de nieuwe indelingen. De grootste fout is dat men de leden en afdelingen de baas laat zijn. Het NPO-bestuur zou rechtlijnig moeten optreden: “Zo doen we het, en niet anders.” In de huidige vorm heeft het duivenspel onder de rivieren binnen enkele jaren geen bestaansrecht meer — simpelweg door een tekort aan leden.

Ongelijke strijd

Daarnaast moet er echt iets gebeuren aan de verschillen tussen grote en kleine hokken. Het is onhoudbaar dat amper 5% van de liefhebbers wekelijks meer dan 100 duiven inkorft. Persoonlijk vind ik dat geen sport meer: met de massa een ander overklassen is geen eerlijke competitie.

Een mogelijke oplossing: laat per categorie (vitesse, midfond, dagfond) slechts 25 oude duiven meetellen voor de uitslag. De rest kan als invliegduif deelnemen. Voor de overnachtvluchten zou men 10 duiven per vlucht kunnen aanwijzen — bij vijf vluchten betekent dat 50 duiven. Bij de jonge duiven starten we na de derde vlucht, omdat de eerste twee vluchten de grootste verliezen kennen. Laat dan 60 tot 80 duiven meetellen voor de uitslag, en de rest als invliegduif. Die kunnen eventueel op de nalijn worden ingelast. Ook daar zou een inkorfbeperking van 60 tot 80 duiven moeten gelden, oude en jonge duiven bij elkaar. Als we een toekomstbestendige duivensport willen, moeten we durven veranderen.

Scheefgroei

Ook de nalijnvluchten moeten anders worden ingericht. Hoe kan het dat jonge duiven op de nalijn punten verzamelen voor Nationaal Asduif Jong, inclusief Olympiade-categorieën, waarbij het aantal duiven meetelt in de berekening? Op het reguliere jonge duivenprogramma gaan minder duiven mee, dus die verliezen het altijd van de jonge duiven die (ook) op de nalijn zijn gespeeld.

Wat zien we nu? Men speelt de NPO-vluchten voor jonge duiven niet mee, maar kiest voor de kortere, makkelijkere afstanden op de nalijn om daar meer punten te verzamelen voor nationale of Olympiade-asduiven. Hetzelfde geldt voor de Asduiven Oud en Olympiade: ook daar tellen de aantallen mee in de puntentelling. Maar ook daar zijn het vooral jonge duiven die meedoen.

Of alles duurder wordt als die enkele grote inkorver minder duiven inkorft? Ik geloof er niets van. De kleinere liefhebber zal dat op de koop toenemen als het spel eerlijker verloopt. Voor hen zou het systeem van 1 op 3 terug moeten komen — nu vallen er te veel van de uitslag af, wat niet motiveert.

Een eerlijker waardering

Er zou ook een kampioenschap moeten komen van 1 per tiental gekorfde duiven, waarbij de punten uit de nieuwe afdelingen worden gehaald. Hang daar een fatsoenlijke prijsuitreiking aan en huldig de winnaars bijvoorbeeld tijdens de manifestatie. Dan weet men precies wie het beste hok heeft. Nu wordt dat bepaald door degene die vaak in het zwakste district zit en daar zijn punten vandaan haalt. Win je in je eigen speelgebied de eerste 30 tegen meer dan 1000 duiven, dan zegt dat iets over de concurrentie — zeker als je diezelfde vlucht in de afdeling niet eens in de top 100 voorkomt.

Toch pakt men wel de punten uit dat zwakke gebied voor alle nationale of Olympiade-kampioenschappen. Of dat nou eerlijke duivensport is, zoals de NPO nastreeft? Dat vraag ik mezelf wel eens af.