Selectie, eenvoud en kwaliteit

Het najaar is begonnen en overal worden de hokken opgeruimd. Overtollige duiven gaan naar de poelier of worden geveild. Tegenwoordig staan daar soms zelfs DNA- en geslachtsbepalingscertificaten bij — en complete keuringsrapporten. Als ik die lees, moet ik vaak lachen.

Duiven keuren kan op vele manieren. De ene is lang en slank, de ander kort en geblokt. Jonge duiven staan altijd open als je maar hard genoeg met de vingertoppen ertussen wringt. Vooral duiven met verminderde conditie of die nog te jong zijn, staan licht open — hun stuitbeentjes zijn nog zacht door de leeftijd.

Zelf kijk ik daar niet naar. Ik heb al te veel goede duiven gehad die wat openstonden. Ook Bas Verkerk let er totaal niet op. Hij kijkt niet eens naar de bouw, alleen naar het eindresultaat na het vliegseizoen — en dat zelfs niet bij de jongen.

Ik ben op meerdere hokken geweest waar men jonge duiven selecteert puur op hoe gesloten ze zijn. Wie niet goed sluit, wordt verwijderd. Zulke hokken zullen nooit de top bereiken.

Voeding zonder franje

Ook hokken die vandaag dit voeren en morgen weer wat anders — in de ruiperiode lijkt het ineens niets te mogen kosten — zullen nooit bij de kampioenen horen. Hier krijgen de duiven het hele jaar door kwaliteitsvoer. Altijd dezelfde mengeling, zonder toevoegingen als P40, tovo, hennep, snoepzaad, zonnepitten — noem maar op. Dat is hier niet nodig, want alles wat ik wil, zit al in het voer. Datzelfde geldt voor de mineralenemmer.

Hier wordt alles op alles gezet om wekelijks in de top 25 van de afdeling te spelen — liefst top 10, met minder ben ik niet tevreden. De duiven worden daarop geselecteerd, en het volledige voedings- en bijproductenschema is daarop afgestemd. Alles draait hier om eenvoud: niet te veel duiven in de hokken, maar wel kwaliteitsvolle duiven die meermaals kop kunnen vliegen in de afdeling.

Vliegprogramma en nalijn

Onlangs zag ik op Facebook een voorstel voor een vliegprogramma van iemand uit afdeling 5 — daar kan ik me perfect in vinden. Nu wordt er gezegd dat de afdelingen (nieuwe indelingen) hun eigen draai mogen geven aan het vliegprogramma, maar of dat een zoethoudertje is om de uiteindelijke plannen door te drukken? Dat moet de tijd uitwijzen.

Een mailer schreef dat de late mand populairder was dan het reguliere jonge duivenprogramma. Hij vergat erbij te zeggen waarom dat zo is. Hier zie ik liefhebbers afhaken na de dominantie van enkele jonge duivenspecialisten op de eerste vluchten — vaak de mindere hokken. Ze vertrekken dan naar de nalijn om daar hun geluk te beproeven.

Als er straks geen NPO-concoursen meer zijn, zoals in het concept vliegprogramma 2026, dan zullen die specialisten ook de nalijn gaan verkennen. En dan begint de klaagzang opnieuw: dat er ook daar niets meer te halen valt.

Iedereen zijn eigen weg

Zou ik mezelf willen vestigen bij de Olympiade-asduiven Jong, dan is het inderdaad beter om met een ploeg op de nalijn te gaan rammen. Minder concurrentie, grotere aantallen duiven — omdat ook de oude erbij zitten — en dat aantal telt weer mee in de berekeningen. Maar ik geniet nog te veel van de NPO-vluchten voor jonge duiven. Als dat wegvalt, zal ik mezelf zeker op andere mogelijkheden gaan richten.

Er werd ook beweerd dat het alleen voor de profs is weggelegd om hun financieel gewin te versterken. Maar men vergeet dat die mensen enorm geïnvesteerd hebben in hun duiven — en dat blijven doen. Bas Verkerk koopt bijvoorbeeld elk jaar nog duiven aan. Daarbij zijn de meeste van die zogenaamde profs 60 uur per week met hun duiven bezig.

Voor mij mag iedereen doen wat hij wil. De één heeft meerdere hokverzorgers, de ander ziet het puur als hobby — voor beide heb ik evenveel respect. Leven en laten leven. Heb je daar last van? Pak dan de koe bij de horens en zet jezelf net zo hard in als die tophokken. Ik ken hokken die minder dan 50 duiven in de winter aanhouden en daarnaast een baan hebben. Als het hen lukt, zou het toch iedereen moeten lukken, zou je denken.

Wat brengt 2026?

We gaan zien wat 2026 gaat brengen — en of het nog de moeite waard is om al het werk dat we in onze duiven steken, vol te houden.

Gisteren zag ik het concept voor het nationale vliegprogramma. Wat mij betreft kunnen degenen die dit bedacht hebben beter hun functie neerleggen en stoppen met de duivensport. Ze hebben er niets mee op en luisteren niet naar de leden. Als beleid eenmaal iets afbreekt, is het vaak niet meer te herstellen — zeker niet als liefhebbers afhaken. En dat is precies wat hier dreigt te gebeuren.

Het programma ontmoedigt haast iedereen om überhaupt nog aan kweken te denken. De basis ligt in een gestuurde enquête waarvan men de uitkomst al vooraf kende. Geen open dialoog, geen draagvlak — alleen een papieren werkelijkheid.

Jonge duivenspel zonder toekomst

Het jonge duivenspel loopt tien weken, en dan zitten we nog steeds op 150 kilometer. Wie verzint zoiets? Daarna volgen twee vluchten met twee nachten mand, en vervolgens zijn we het jaar erop de meeste jaarlingen kwijt. Selectie vindt immers plaats op vluchten rond de kerktoren, want niemand heeft de ruimte om alle jongen door te houden. Uiteindelijk blijven alleen duiven over die geschikt zijn voor snelheidsvluchten.

Bij de oude duiven zijn er acht spelmomenten boven de 300 kilometer — tenzij je splitst, dan kom je op tien. Zoals gewoonlijk is er aan het overnachtspel weinig veranderd, behalve dat het jonge duivenspel erop is aangepast. En dan zijn er nog tien opleervluchten vanaf eind mei tussen de 200 en 300 kilometer — voor de keizer zijn baard. Dat opleerprogramma is zelfs aantrekkelijker dan het officiële jonge duivenprogramma, want daar zit tenminste nog afstand in. Maar wie speelt daar duiven op, als er niet eens een uitslag van komt?

Generatie zonder perspectief

De duivensport biedt zo geen toekomst meer voor de generatie tussen 30 en 65 jaar. Mijn gedachtegang is simpel: zet de mensen die dit programma hebben opgesteld uit hun functie wegens onbekwaamheid. Ik hoop dat meer leden in opstand komen — anders is het binnen enkele jaren afgelopen met de sport.

Er wordt niet eens naar België gekeken, waar het jonge duivenspel immens populair is en men volop vluchten heeft tussen de 300 en 500 kilometer. De hele duivenwereld volgt dat op de voet. Het kinderspel en de kampioenschappen die we hier de laatste vijftien jaar hebben opgebouwd, interesseren niemand. Niet voor niets vestigen prominente Nederlandse hokken zich in België — ze hebben hier de moed verloren. Ik kan me ook niet voorstellen dat ze nog als sponsoren in Nederland willen optreden.

Afdelingen en eerlijk spel

Waarom zouden we de afdelingen überhaupt nog veranderen? Het spel dat ons nu geboden wordt, is een nog groter windspelletje van korte afstanden. Draaien de duiven een paar rondjes op de losplaats, dan kunnen de hokken op de voorkant het al vergeten. Grotere gebieden van amper 100 kilometer — hoe kun je dan nog eerlijk spelen?

In het grote district hoeft men met de jongen maar twee vluchten te organiseren. Hier is dan geen kampioenschap meer te winnen. We hebben alleen nog de vereniging en het nieuwe district. In de afdeling is geen spel, maar er moet wel een bestuur komen.

Voor mij kunnen ze alles laten zoals het was. Laat de afdelingen hun eigen spel bepalen, en eventueel samenwerken in sectoren voor dag- en overnachtvluchten. Dit jaar was het immers aantrekkelijk om met duiven te spelen.

Teleurstellend vooruitzicht

Ik dacht dat het toekomstbestendig zou zijn, maar achteraf heb ik me vergist. Met dit concept vliegprogramma is die hoop vervlogen. Ik had voor mezelf besloten om op mijn 65e te stoppen met de duivensport, maar ik denk dat ik mijn duivenpensioen vijf jaar naar voren haal. De zin ontbreekt me als dit zo doorgaat.

Geen overbevolking, wel prestaties

Dit najaar zijn er heel wat bezoekers geweest, en stuk voor stuk stonden ze verbaasd over het geringe aantal duiven hier. Men verwacht vaak dat wie hard speelt met duiven ook veel hokken en duiven heeft — maar dat is hier dus niet het geval. Ik hou niet van overbevolking, en al helemaal niet van duiven op het vlieghok die nog niets gepresteerd hebben.

Wat het systeem betreft handel ik al meer dan 25 jaar op dezelfde manier. Ik verander niet van mengeling: hier eten ze het hele jaar door dezelfde Champions-/NPO-mix. Qua bijproducten gebruik ik mijn eigen mineralenemmer, Prestavit, en Origanum Red — voor mij een topmiddel om dagelijks de weerstand gezond te houden.

Ervaring en selectie

Bij de dierenarts kom ik alleen voor de enting, of als ik vermoed dat er iets mis is. Voor de rest vertrouw ik op 45 jaar ervaring. Ik zie en voel precies wanneer er iets aan de hand is.

Elk jaar komen er enkele nieuwe duiven bij, van het beste wat er te verkrijgen is. Maar als ze na het jonge duivenseizoen niets waard blijken te zijn, dan gaan ze er samen met hun nazaten weer uit. Echte topduiven zitten er ook op het allerbeste hok slechts een handjevol. In fabeltjes geloof ik allang niet meer.

Regelmatig worden mij duiven aangeboden om te testen, vaak van bevriende hokken. Gewone duiven wil ik niet eens. Het moeten duiven zijn uit supers, en ze moeten me aanspreken én passen bij mijn eigen stam.

Hygiëne en verzorging

Bodembedekking gebruik ik niet meer. Hier ga ik dagelijks met de schraper over de vloer, gevolgd door een dun laagje schelpenzand om de vloer droog te houden en de pootjes zuiver.

Als ik op andere hokken kom en duiven in handen krijg die onder de luis zitten, knap ik direct af. Dat is niet meer van deze tijd — duiven moeten vrij zijn van ongedierte. Ik wil dat ze zacht aanvoelen, in balans gebouwd zijn, en dat het oog strak in de kop staat, liefst met een dunne zwarte streep eromheen.

Een wat langer borstbeen dat bijna doorloopt tot aan de stuitbeentjes — daar mag je geen twee vingers tussen kunnen leggen. De punten van de slagpennen moeten de zwarte streep van de staartpennen raken. Een duif mag best een beetje openstaan, dat zie je vooral bij duiven in de rui of met verminderde conditie. Toch heb ik op top-hokken duiven gezien die redelijk open stonden en toch super presteerden. Dus of dat echt uitmaakt? Ik weet het niet.

Te vette duiven met blauw vlees — daar heb ik een hekel aan. Vaak zijn die gevoerd met slecht eiwitrijk voer en hebben ze een droge pluim. Hier krijgen de duiven volop, ze zijn mooi rond maar zeker niet vet. Als je gele vetranden naast het borstvlees ziet lopen, voer je te veel. Bij al deze plus- en minpunten zitten ook goede duiven, maar vooral veel mindere. De echte topduiven hier zijn in de regel mooi gebouwd — de mand bepaalt uiteindelijk of het goede of minder goede duiven zijn.

Geen show, wel inhoud

Forums en podcasts zijn niet echt aan mij besteed. Ik hou de boot vaak af, net als bij prijsuitreikingen. Simpelweg omdat ik daar geen tijd voor maak — zoals gezegd zijn de avonden en weekenden voor mijn gezin.

Ik beantwoord veel vragen via mail of WhatsApp, en die komen al op de gekste tijden binnen. Verder leg ik hier op deze blog precies uit hoe ik ergens over denk en hoe ik het doe. En dat hoeft niemand met me eens te zijn natuurlijk.

Seizoensovergang

De rui schiet aardig op. De oude veren maken plaats voor langere slagpennen en staartveren, en dat betekent dat het einde van de rui in zicht is. We maken ons dus weer op voor de kweek. Over een tiental dagen worden de kwekers gevaccineerd tegen PMV. Binnen enkele weken gaat hier alles op de bakken, behalve de vliegers — die zitten er al.

Bij de vliegduiven gebruiken we geen schuine zitschapjes. Onder de broedbakken zitten mestbanden, dus het is beter dat ze in hun eigen bak vertoeven. Met een druk op de knop is alles weer schoon. Efficiënt en hygiënisch.

Bestuurlijke onrust

Ondertussen is er veel gerommel rondom de nieuwe indelingen. De grootste fout is dat men de leden en afdelingen de baas laat zijn. Het NPO-bestuur zou rechtlijnig moeten optreden: “Zo doen we het, en niet anders.” In de huidige vorm heeft het duivenspel onder de rivieren binnen enkele jaren geen bestaansrecht meer — simpelweg door een tekort aan leden.

Ongelijke strijd

Daarnaast moet er echt iets gebeuren aan de verschillen tussen grote en kleine hokken. Het is onhoudbaar dat amper 5% van de liefhebbers wekelijks meer dan 100 duiven inkorft. Persoonlijk vind ik dat geen sport meer: met de massa een ander overklassen is geen eerlijke competitie.

Een mogelijke oplossing: laat per categorie (vitesse, midfond, dagfond) slechts 25 oude duiven meetellen voor de uitslag. De rest kan als invliegduif deelnemen. Voor de overnachtvluchten zou men 10 duiven per vlucht kunnen aanwijzen — bij vijf vluchten betekent dat 50 duiven. Bij de jonge duiven starten we na de derde vlucht, omdat de eerste twee vluchten de grootste verliezen kennen. Laat dan 60 tot 80 duiven meetellen voor de uitslag, en de rest als invliegduif. Die kunnen eventueel op de nalijn worden ingelast. Ook daar zou een inkorfbeperking van 60 tot 80 duiven moeten gelden, oude en jonge duiven bij elkaar. Als we een toekomstbestendige duivensport willen, moeten we durven veranderen.

Scheefgroei

Ook de nalijnvluchten moeten anders worden ingericht. Hoe kan het dat jonge duiven op de nalijn punten verzamelen voor Nationaal Asduif Jong, inclusief Olympiade-categorieën, waarbij het aantal duiven meetelt in de berekening? Op het reguliere jonge duivenprogramma gaan minder duiven mee, dus die verliezen het altijd van de jonge duiven die (ook) op de nalijn zijn gespeeld.

Wat zien we nu? Men speelt de NPO-vluchten voor jonge duiven niet mee, maar kiest voor de kortere, makkelijkere afstanden op de nalijn om daar meer punten te verzamelen voor nationale of Olympiade-asduiven. Hetzelfde geldt voor de Asduiven Oud en Olympiade: ook daar tellen de aantallen mee in de puntentelling. Maar ook daar zijn het vooral jonge duiven die meedoen.

Of alles duurder wordt als die enkele grote inkorver minder duiven inkorft? Ik geloof er niets van. De kleinere liefhebber zal dat op de koop toenemen als het spel eerlijker verloopt. Voor hen zou het systeem van 1 op 3 terug moeten komen — nu vallen er te veel van de uitslag af, wat niet motiveert.

Een eerlijker waardering

Er zou ook een kampioenschap moeten komen van 1 per tiental gekorfde duiven, waarbij de punten uit de nieuwe afdelingen worden gehaald. Hang daar een fatsoenlijke prijsuitreiking aan en huldig de winnaars bijvoorbeeld tijdens de manifestatie. Dan weet men precies wie het beste hok heeft. Nu wordt dat bepaald door degene die vaak in het zwakste district zit en daar zijn punten vandaan haalt. Win je in je eigen speelgebied de eerste 30 tegen meer dan 1000 duiven, dan zegt dat iets over de concurrentie — zeker als je diezelfde vlucht in de afdeling niet eens in de top 100 voorkomt.

Toch pakt men wel de punten uit dat zwakke gebied voor alle nationale of Olympiade-kampioenschappen. Of dat nou eerlijke duivensport is, zoals de NPO nastreeft? Dat vraag ik mezelf wel eens af.

Bezoek aan GPS

Gisteren was ik nog even bij GPS om de duiven voor de Pearls of the Sky op de foto te laten zetten. Ik had ook Olympic Jan in handen — de beste jonge duif van Nederland dit jaar én 1e Olympiadeduif. Wat een topper gaat dat worden op de kweek! Met Lex heb ik meteen maar afgesproken om daar in het voorjaar samenkweek mee te doen.

Resultaten uit bewezen lijnen

Die mannen hebben een superseizoen achter de rug, maar er staat dan ook een topteam van verzorgers achter. Ik had ook enkele van de eigen duiven in handen die Lex hier haalde. Van de acht duiven die hij een paar jaar geleden meenam, hebben er inmiddels zes top 10 NPO-winnaars voortgebracht. Dat zie je zelden — maar het waren dan ook duiven uit de allerbeste lijnen, net als de vier jongen die op de Pearls of the Sky-veiling komen.

De kracht van live beoordelen

Dit jaar komen er trouwens jongen op die veiling van heel wat sterke toppers uit Nederland en België, dus dat belooft wat. Een zaalveiling heeft toch iets speciaals: je kunt de duiven live beoordelen. Ze kunnen uit een topkoppel komen en van een goed hok zijn, maar in de hand kunnen ze tegenvallen of niet bij je eigen duiven passen.

Leeftijd, selectie en kweekstrategie

Goede komen uit goede — dat schreef ik al vaker. De leeftijd van de ouders maakt daarbij niets uit. Ik heb vaker uit duiven van tien jaar en ouder een topper gekweekt. Kijk maar eens naar de stambomen van Bas Verkerk: ook daar komen uit de oude toppers nog regelmatig goede voort.

Zo deed ik samenkweek met Eijerkamp: Olympic Jozef x Dragon Girl, moeder van Olympic Dragon. Uit die koppeling kwam Dragon Jozef voort, inmiddels vader van zes verschillende top 10 NPO-winnaars hier.

Ik heb meerdere duiven gehad die het eerste jaar niets gaven en pas daarna begonnen te kweken. Dat zie je vooral bij duiven waarmee gevlogen is — die geven vaak pas in hun tweede kweekjaar echt goede jongen. Ook niet alle zomerjongen geven het eerste jaar meteen goede jongen. Je kunt dan beter een zomerjong uit zomerjongen koppelen aan een bewezen vlieger, en niet aan een ander zomerjong uit zomerjongen.

Ik werk vaak met korte inteelt. Sommige duiven worden gewoon gevlogen, andere gaan een jaar bij Jan in de ren en worden dan op de hand geselecteerd. Die jongen kruis ik vervolgens weer uit — en daar ben ik vaak goed mee geweest. Zo houd je de oude lijnen toch in stand.

Samenwerking over de grens

Een lezer merkte op dat ik opvallend goed slaag met de Verkerk-duiven. Mijn Chinese vriend koopt daar jaarlijks enkele uit de allerbeste. Voor mij zijn die niet te betalen, maar ik mag wel een jaar kweken uit degene die me bevallen. We hebben de afspraak dat degene die me niet aanstaan, meteen naar China gaan. Niet alles kweekt of past bij mijn eigen duiven. Daar zet ik dan wel bewezen kweekduiven van mezelf tegen, dus ik wil wel dat ze me écht goed aanstaan.

De helft van die samenkweekkoppelingen verhuist vervolgens naar mijn Chinese vriend. Als ik met die jongen gespeeld heb, weet hij snel welke wel en niet kweken. Dan kan hij daar meteen zijn beste duiven tegen zetten — dat scheelt hem een paar testjaren en voorkomt dat hij zijn beste duiven koppelt aan iets dat niet blijkt te kweken.

Win-win en de Chinese aanpak

Een echte win-winsituatie: ik mag kweken uit duiven die voor mij financieel niet haalbaar zijn, en hij weet snel wat erin zit — omdat ik het er zeker uit weet te halen.

In China draait alles om jonge duiven. Daar willen ze kweekduiven die meteen goede jongen geven, omdat ze die als oude niet meer spelen. Overigens kweken ze daar ook erg goed met teruggekochte duiven die het goed deden op de One Loft Races, gekoppeld aan een geïmporteerde duif.