Ik las de stukjes van AS en GJB en inderdaad, het is nu aan de besturen van het NPO en de afdelingen om alvast richtlijnen te maken wat inkorven betreft. De 1,5 meter afstand regel zal nog lang gelden, daar kan dus nu al op ingespeeld worden en niet pas als alles versoepeld wordt. De tijd dat we met duiven kunnen spelen wordt steeds korter. Als straks alles nog bedacht moet worden en er nog enkele opleervluchten zijn, zit je zo in oktober.

Zo denk ik ook over het inlezen van de klokken en het koppelen van de chipringen. Begin daar alvast mee. Laat de klokken buiten in een doos afleveren door de mensen, handschoentjes aan en inlezen. Het kan maar gedaan zijn.

Het lijkt erop dat de KBDB hun liefhebbers beter op de hoogte houdt en achter de schermen beter bezig is dan het stilzwijgende NPO. We zitten nu eenmaal met een probleem waar we voorlopig niet vanaf zijn. Hoe we daarmee omgaan is het belangrijkst.

In 1978 zat in het lokaal bij de zaterdagvliegers een houten scheidingswand tussen de liefhebbers en de inkorvers. Door middel van een klein luikje konden de duiven worden aangegeven. Die waren hun tijd ver vooruit.

“Hoe houd ik mijn duiven rustig?” wordt mij vaak gevraagd dezer dagen. Hier doe ik het niet anders dan anders. Duiven nogmaals terugkoppelen doe ik niet. Je stimuleert daar een eerdere rui mee, is mijn gedachte. Zo denk ik ook over gerst. In een ver verleden gaf ik na de laatste vlucht 50% gerst om de rui te stimuleren. Dan ga je dat nu toch niet aan je duiven geven zeker?

Nee, hier wordt gewoon zoals altijd 80% Championsmix en 20% NPO-mix gevoerd. Aanvetten doen ze niet, ze weten immers niet beter. Ze trainen eenmaal daags een vol uur niet verplicht om de conditie op peil te houden. Of ik het hiermee bij het juiste eind heb, weet ik niet. Ook voor mij is deze situatie nieuw. Hopelijk komen we daar dit seizoen nog achter.

Vorig jaar heb ik vanwege rugklachten niet optimaal genoten van de duiven. Dit jaar zitten we met een heel ander probleem dat ons allemaal treft. Desondanks blijf ik optimistisch en denk ik dat er vanaf juli gevlogen gaat worden, mits onze buurlanden meewerken.

Inkorven zou wegens samenscholing een probleem kunnen vormen. Toch kunnen we daarop inspelen door bijvoorbeeld op afroep naar het lokaal te komen en onze duiven daar af te geven aan een klein inkorfteam dat ze in de manden zet.

Het NPO zou in samenspraak met de afdelingen een alternatief vliegprogramma samen kunnen stellen. Ze zullen iets grotere afstandssprongen moeten maken. Ja, we zullen dan enkele duiven kwijtraken, maar wat maakt het uit? Hoeveel moeten we er verwijderen als er helemaal niet gespeeld wordt?

Lange afstandsspelers moeten ook kansen gegund worden. In augustus of september enkele overnachtvluchten spelen moet zeker kunnen. Ik denk maar aan de vlucht vanuit Limoges die elk jaar medio september perfect verloopt.

Een heel jaar geen spel zal catastrofaal zijn voor onze sport die met oudere liefhebbers aan elkaar hangt. Vele geven er de brui aan. Als je eenmaal de 80 gepasseerd bent lijkt één jaar nu eenmaal ineens 10 jaar verder.

In andere landen spelen ze zelfs als er sneeuw ligt, denk aan China. De Polen lossen als het schemert, ik heb dat meermaals gezien en zelf eens een vrachtwagen los moeten trekken vanaf een bouwterrein hier in de buurt. Toen was het nog schemering, maar de duiven waren al gelost. In Taiwan spelen ze vanuit elke richting vanaf het water. Ook onze Europese duiven passen zich daarop aan, mijn duiven presteren daar al jaren naar tevredenheid.

Jaren terug moesten we vanwege vogelgriep naar Arlon en Homburg, terwijl het seizoen al begonnen was. De duiven die het voorheen goed deden, zaten er bij die vluchten uit het oosten ook gewoon bij. Het is een kwestie van aanleren. Breng ze enkele keren die kant op en ze snappen het snel. In het seizoen vliegen duiven vaak 100 km hun hok voorbij de verkeerde richting uit, maar de meeste geraken vrij snel terug.

Duiven passen zich sneller aan dan de liefhebber. Ze kregen vroeger het weduwschapsspel niet snel uit ons hoofd gepraat, nu speelt bijna iedereen totaal weduwschap. Ik merk dat ook met onze Championsmix. Steeds meer hokken (en veel prominente hokken) geven alleen onze mengeling twaalf maanden per jaar. De voedingscyclus van rui, kweek, dieet, energie, sport etc. zit bij de meeste tussen de oren. Er zijn inmiddels genoeg bewijzen dat het anders en gemakkelijker kan.

Zo kocht ik in het najaar van 1999 een zoon uit Rocket van Marijn van Gastel, een betere in Nederland was destijds niet te vinden. Hij werd 1e WHZB en zou dat het jaar ervoor ook zijn geworden als hij ingestuurd was.

Mike Ganus kocht die Rocket een week later en dat heeft ook Mike´s leven veranderd. Om nog terug te komen op die zoon uit Rocket, dat was een laat jong en ik besloot die in de winter van 2000 te koppelen op een dochter van mijn teletekstkoppel.

De eerste twee jongen waren doffers, de 400 met een derby ring en de 17 met een gouden ring. De 400 won gelijk teletekst van een loodzware Étampes en de 17 had voor de laatste vlucht niet één prijs gewonnen. De laatste vlucht ging de 17 onderaan de lijst en won ‘ie met overmacht de 1e van Bourges en teletekst. De week erop was een nalijn vlucht uit Péronne en ook daar won hij los vooruit de 1e.

Het daaropvolgende jaar ging hij los door driemaal de 1e en driemaal de 2e te winnen in het samenspel. Hij werd dat jaar 1e provinciaal Asduif en 2e nationaal Asduif. Als tweejarige is hij elke vlucht mee geweest en won hij niet één prijs. Als driejarige ook niet, tot ik het beu was en hem voor de leeuwen gooide op de dagfond. Zo werd hij 2e Gouden Crack FZN op de dagfond dat jaar. Ik heb zelden een betere gehad op de dagfond.

Eenmaal op de kweek kwam er niet één bruikbaar jong uit voort. Zijn broer – de 400 – werd een topkweker, dus nogmaals: met duiven weet je het nooit. Misschien dat juist dat deze sport zo aantrekkelijk maakt.

“Wat te doen met al die jongen als we niet gaan vliegen?”, wordt mij vaak gevraagd. “Sorteren op zicht” zei ik, maar mijn echtgenote was het daar niet mee eens en naar je vrouw kan je maar beter luisteren op zijn tijd. Ergens heeft ze wel een punt, ze zei: “dan bouw je maar een jonge duivenhok om tot oude duivenhok volgend jaar en kweek je er dat jaar maar wat minder”.

Ik heb nogal wat uitgetest in mijn leven, zo ook het chaossysteem. Dat wil zeggen de duiven gewoon in de hokken van de jongen laten, niet koppelen en ze zo in het voorjaar gaan spelen net als gescheiden jongen.

Uiteraard haal ik er stiekem toch de duiven tussenuit waar ik niet achter sta of die niet mooi gebouwd zijn. Als ik mijn beste kweekduiven in handen neem (en dat waren Verkerk en Eijerkamp met mij eens), dan zijn ze stuk voor stuk supermooi gebouwd, terwijl ze alleen op prestaties geselecteerd zijn.

Natuurlijk is dat wel eens anders. Zo vloog hier 25 jaar terug een duif die de ene na de andere 1e won in het samenspel. Groen van afgunst bood ik met mijn schoonvader stevig geld door de telefoon voor die duif die we nooit in handen hadden gehad. “Niet te koop”, zei men aan de andere kant van de lijn terecht.

In dat najaar was ik bij die liefhebber om zijn duiven te bekijken. Ik kreeg een vod van jewelste in mijn handen en zei: “ruim maar op, wat moet je met zo’n duif?”. De beste man zei: “die wou je toch kopen afgelopen zomer?” Ik vroeg hem wat hij ermee ging doen en hij zou naar de kweek gaan. Ik adviseerde hem ermee te spelen maar nee, hij ging naar de kweek en er is nooit iets goeds uitgekomen. Vandaar dat ik niet snel meer ergens een duif afkeur.

Hier selecteer ik in de regel op prestaties, maar af en toe strijk ik over mijn hart. In ‘97 moesten we in onze vereniging allen één ringnummer opgeven voor een competitie over alle jonge duivenvluchten. Ik natuurlijk een duif uit mijn beste koppel opgegeven. Tot aan de laatste vlucht stond ze onderaan, ze won niet één prijs dat jaar terwijl ik toch hokkampioen werd in de toenmalige ZNB met de jonge duiven. Toen kwam de laatste vlucht, een loodzware Bourges en ja hoor, dat duifje won de 1e nationaal met grote voorsprong op destijds Ludo Claessens en dat met een voor mij ongunstige oostenwind.

Zo gaf ik eens een prachtige blauwe doffer weg aan een inmiddels overleden kameraad. Hij speelde hem twee jaar en won niet één fatsoenlijke prijs. “Ik ruim hem op”, zei hij dus stelde ik voor hem weer op te halen. Door mijn overtuiging hield hij hem en won hij dat jaar driemaal teletekst op de dagfond en driemaal de 1e in het Rayon. Kortom, met duiven weet je het nooit.