Met duiven weet je het nooit

“Wat te doen met al die jongen als we niet gaan vliegen?”, wordt mij vaak gevraagd. “Sorteren op zicht” zei ik, maar mijn echtgenote was het daar niet mee eens en naar je vrouw kan je maar beter luisteren op zijn tijd. Ergens heeft ze wel een punt, ze zei: “dan bouw je maar een jonge duivenhok om tot oude duivenhok volgend jaar en kweek je er dat jaar maar wat minder”.

Ik heb nogal wat uitgetest in mijn leven, zo ook het chaossysteem. Dat wil zeggen de duiven gewoon in de hokken van de jongen laten, niet koppelen en ze zo in het voorjaar gaan spelen net als gescheiden jongen.

Uiteraard haal ik er stiekem toch de duiven tussenuit waar ik niet achter sta of die niet mooi gebouwd zijn. Als ik mijn beste kweekduiven in handen neem (en dat waren Verkerk en Eijerkamp met mij eens), dan zijn ze stuk voor stuk supermooi gebouwd, terwijl ze alleen op prestaties geselecteerd zijn.

Natuurlijk is dat wel eens anders. Zo vloog hier 25 jaar terug een duif die de ene na de andere 1e won in het samenspel. Groen van afgunst bood ik met mijn schoonvader stevig geld door de telefoon voor die duif die we nooit in handen hadden gehad. “Niet te koop”, zei men aan de andere kant van de lijn terecht.

In dat najaar was ik bij die liefhebber om zijn duiven te bekijken. Ik kreeg een vod van jewelste in mijn handen en zei: “ruim maar op, wat moet je met zo’n duif?”. De beste man zei: “die wou je toch kopen afgelopen zomer?” Ik vroeg hem wat hij ermee ging doen en hij zou naar de kweek gaan. Ik adviseerde hem ermee te spelen maar nee, hij ging naar de kweek en er is nooit iets goeds uitgekomen. Vandaar dat ik niet snel meer ergens een duif afkeur.

Hier selecteer ik in de regel op prestaties, maar af en toe strijk ik over mijn hart. In ‘97 moesten we in onze vereniging allen één ringnummer opgeven voor een competitie over alle jonge duivenvluchten. Ik natuurlijk een duif uit mijn beste koppel opgegeven. Tot aan de laatste vlucht stond ze onderaan, ze won niet één prijs dat jaar terwijl ik toch hokkampioen werd in de toenmalige ZNB met de jonge duiven. Toen kwam de laatste vlucht, een loodzware Bourges en ja hoor, dat duifje won de 1e nationaal met grote voorsprong op destijds Ludo Claessens en dat met een voor mij ongunstige oostenwind.

Zo gaf ik eens een prachtige blauwe doffer weg aan een inmiddels overleden kameraad. Hij speelde hem twee jaar en won niet één fatsoenlijke prijs. “Ik ruim hem op”, zei hij dus stelde ik voor hem weer op te halen. Door mijn overtuiging hield hij hem en won hij dat jaar driemaal teletekst op de dagfond en driemaal de 1e in het Rayon. Kortom, met duiven weet je het nooit.