Er loopt inmiddels een aardige ploeg jongen rond en die vliegen gelukkig al goed uit. De roofvogelaanvallen zijn er nog steeds, maar ze zijn inmiddels veel sneller en alerter.

Ik voer de jongen in de ochtend weinig tot niets. Als ik ze binnen roep, komen ze direct en mogen ze zoveel eten als ze willen. Hongerige jongen gaan sneller de lucht in en zijn alerter dan volgevreten jongen.

Selecteren gebeurt hier het gehele seizoen vanaf de nestschotel. Er hangen geen lijsten in het hok, dus ik kan me niet laten beïnvloeden door afkomst.

Bij een buurman die dit jaar een stevige ploeg jongen van een bevriende buitenlandse relatie van mij gaat testen, houd ik ook de boel in de gaten wat selectie betreft.

Zelden heb ik goede voddebalen gezien, de meeste topduiven steken hier mooi in elkaar. Zwakke jongen met een kwakkelende gezondheid gaan er dus gewoon uit, ongeacht afkomst.

Dat het ook bij mij niet altijd vanzelf gaat, werd vandaag weer duidelijk toen mijn beste jonge duif van het afgelopen jaar werd gedood door een kromsnavel. Hij won vorig jaar een 1e, een teletekstvermelding en werd 2e provinciaal en 15e nationaal Asduif. Daar zitten er ook hier niet veel van.

Het is jammer, maar niet getreurd, want zoals altijd gaat het leven door. Elke jonge topper wegdoen of opsluiten is ook geen optie, want dan blijf je met de oude duiven slecht vliegen. Extreem goede duiven uitlaten is riskant, er komen steeds meer van die beesten. Afgelopen week cirkelden er vijf boven het hok.

Het schijnt dat de Belgen gaan vliegen. Ik hoop dat dit in Nederland ook ergens in april gaat gebeuren.

De jongen bij de vliegduiven gaan er deze week af. Ze zijn aan het bijleggen, dus ik verwacht dat alles rond de 18e op weduwschap gaat.

Deze week ga ik met enkele duiven naar De Weerd voor mestcontrole en keeluitstrijkjes, er is nu nog alle tijd. Vorig jaar vonden ze een enkel coccidiose eitje, dus daar heb ik een tablet voor gegeven. Overigens was dat de eerste keer in mijn duivencarrière dat ze dat gevonden hadden.

Tegen coccidiose en wormen kuur ik nooit, tenzij ze die tijdens onderzoek vinden. Ik zie daar niet direct een groot probleem in. Hetzelfde geldt voor tricho; de duiven zullen er ziek van zijn, maar gaan er niet snel aan dood.

Paratyfus is iets waar ik wel bang voor ben en daar wordt dus elk jaar tegen gekuurd en geënt. Zelfs de jongen ent ik ertegen. Wie daar te licht over denkt of denkt dat ze dat uit kunnen zieken, speelt met vuur.

De duiven gaan hier zoals ieder jaar op totaal weduwschap, al is het voor de doffers op normaal weduwschap wel beter. Mannen als Oliver Sabol houden de partners thuis en dan komen de doffers veel beter tot hun recht.

De topprestaties bij de oude duiven zijn hier voor 70% toe te wijzen aan de duivinnen, terwijl als jong de doffers even goed komen, misschien zelfs beter. De doffers die uiteindelijk wel uit de verf komen op het totaalweduwschapsspel, zijn later vaak goede kwekers.

Als ik het concept vliegprogramma van onze afdeling bekijk, kan je ook maar beter met de oude duiven spelen. Bij de jonge duiven beginnen we 3 juli op 145 km en 7 augustus zitten we op 245 km. Ze trekken dus vijf weken uit voor een sprong van 100 km.

Wie dat verzint, Joost mag het weten, maar we mogen er niets van vinden want dan zijn de grote meneren boos. Nu dus gesteund door de gedragscode van de NPO. Weg vrijheid van meningsuiting. Hmm, ik ben benieuwd of dat ook gerechtelijk goed onderbouwd is.

Op eigen hok doen de oude duiven alle vluchten mee, overnacht uitgezonderd. Zoals altijd selecteer ik deze vliegploeg op behaalde resultaten. De duiven zijn in de loop der jaren wat kleiner, compacter en vaster geworden.

Vroeger had je de enorm grote Heremans duiven, die kregen het vaak zwaar naarmate de afstanden langer werden. Ik heb die zelf allemaal uitgeselecteerd. Natuurlijk vind je nog wat bloedlijnen terug, vooral bij Super Rossi duiven, maar dat percentage neemt af.

Op sommige hokken zie ik duiven met een slechte eerste broekpen. Dit zijn vaak duiven die boven hun kunnen gevlogen hebben, bijvoorbeeld vitesse of midfond duiven die een zware dagfond voor de kiezen kregen. Deze duiven zijn getekend voor het leven, want die broekpen blijft slecht terugkomen.

Als je dagfond wilt spelen, heb je daar duiven voor nodig die dat aankunnen. We hebben jaarlijks vijf à zes dagfondvluchten tussen de 550 en 700 km. Tref je een jaar waarin telkens rond de 1100mpm afgewerkt moet worden – en geloof me, die jaren zijn er geregeld – dan is dat een ander paar mouwen.

Hier gaan de duiven ook op de tussenvlucht mee, zowel doffers als duivinnen. Deze tussenvluchten zijn ook vaak boven de 350 km. Duiven die dat aankunnen en pieken van april tot en met augustus, die heb ik nodig. Het is aan mij om het hen naar hun zin te maken.

Zo krijgen de duiven hier volop zuurstof, een vetrijke energiemengeling en de juiste bijproducten. Niets overdadig, maar alles in juiste proporties. Alle duiven trainen eenmaal daags. Ze vliegen wanneer de mid- en dagfond begint alleen op maandag, dinsdag en woensdag een uur.

Geloof mij als ik zeg dat allround top spelen iets heel anders is dan alleen top spelen op vitesse of midfond. Bij die duiven speelt motivatie, training en schraal voeren een grotere rol dan bij een allround speler.

Zo kan ik de duiven onmogelijk tonen. De ene helft in het hok wordt op donderdag uit het hok gehaald, de andere helft gaat de dag erna mee. Liever zag ik het anders en korfde men altijd op donderdag in, zowel mid- als dagfond. Dat scheelt in de vereniging ook een avond werk.

Kortom, het is hier geen kwestie van duiven ophitsen, schraal voeren of boosten met allerlei kuurtjes. Dat is vaak van kortdurend succes en onmogelijk vol te houden als je de duiven een zwaar programma oplegt zoals hier.

De basisgezondheid is hier het belangrijkst, ze worden dan ook regelmatig gecontroleerd. Alleen wanneer er iets gevonden wordt, grijp ik in.

Als iets de duivensport kan redden van de ondergang, dan is het wel stoppen met verdere versnipperring van verenigingen, samenspelen, Rayons en afdelingen. We zien dat ook met concoursen. Hoe kleiner, hoe minder aantrekkelijk. Niemand zit te wachten op een 1e tegen 80 duiven, dan kan je nog beter de 10e tegen 1.000 duiven vliegen.

Zo zit het ook met kampioenschappen. Hoe meer ervan zijn, hoe minder ze uitstralen. In de meeste sporten staat slechts één podium met de plaatsen 1, 2 en 3. Ik heb nog maar weinig andere podia gezien.

Als het aan mij lag, wordt ‘fuseren’ het kernwoord. Voeg grotere verenigingen en afdelingen samen en leg de nieuwe grenzen meer in de lengte in plaats van de windgevoelige breedte. Voeg ook samenspelen samen. Er zijn nog teveel zwakke samenspelen waar sommige topspelers hun voordeel uit kunnen halen wat puntentelling betreft.

Je ziet steeds meer combinaties ontstaan, wat ook een mooi initiatief is om de werkzaamheden en kosten te verdelen. Wil je echter duiven gaan verkopen, dan zijn de meeste combinaties eerder een vloek dan een zegen en kennen ze vaak maar twee mooie dagen: de eerste en de laatste. Hier speel ik al jaren in combinatie met mijn echtgenote en in feite met het hele gezin, maar ik zet wel zelf de lijntjes uit.

Zo probeer ik iedereen die erom vraagt te helpen met adviezen. Natuurlijk krijg ik ook vaak de vraag om mensen gratis aan duiven te helpen. Ik kan daar simpelweg niet aan beginnen. De ene wel en de andere niet is geen optie en iedereen helpen al helemaal niet. Datzelfde geldt voor voer of producten sponsoren, die toch al niet van mij zijn maar van mijn zoon en zijn bedrijf.

Zo hebben we gelukkig met de andere landen de EU-problemen kunnen oplossen. Nu maar hopen dat we in de toekomst ook vaker samen kunnen gaan spelen met de grensgebieden van België of Duitsland.

Een internationale dagfondvlucht uit België organiseren zou mooi zijn. Ze spelen daar Bourges en Châteauroux, vluchten die we perfect over heel Nederland kunnen spelen. Dat ze de ene keer in de voorgrond beter zitten en de andere keer in de achtergrond, moeten we voor lief nemen. Als ik zie hoe trots sommige ZLU-spelers zijn wanneer ze de 175e internationaal behalen met een duif, dan moet dat ook lukken met een groot internationaal dagfondconcours met België.

Het NPO-bestuur heeft wat dat betreft nog bergen werk te verzetten om de duivensport aantrekkelijk te maken. Ik hoop ook maar dat zij zich daarmee bezighouden.

Als we kijken naar het verleden, dan is er meer dan een miljoen euro weggesmeten aan onzinnigheid. De bestuursleden mogen allemaal wat verdienen voor hun werkzaamheden, dat is hun volste recht. Dat wij daar als leden voor moeten zorgen, is vanzelfsprekend. Er zijn echter wel grenzen. Het kapitaal dat jaarlijks wordt overgemaakt aan sommige weervoorspellers, is daar een voorbeeld van.

Zo hoop ik ook op een goed dopingbeleid, maar als ik zie hoe weinig hokken er de laatste 25 jaar zijn betrapt, gaat ook daar iets mis. Ik denk dat wanneer je alleen de tophokken controleert, je weinig mensen betrapt. Een hok met naam en faam zal namelijk niet snel die goede naam te grabbel gooien. In de laag eronder wordt wellicht meer gesjoemeld.

Tophokken zoeken het in goede duiven, een tomeloze inzet en een uitstekende begeleiding. Echter is dat laatste iets wat velen niet kunnen opbrengen en dat is meer omdat zij niet de wil hebben om te winnen.

De jongen ruien momenteel flink. Ze zijn eenmaal geënt tegen paramyxo en rota en daar blijft het bij. Hier dus geen tweede enting tegen paramyxo. Mensen die mij een beetje kennen, weten dat ik het liefst zo min mogelijk onzinnige dingen doe.

Als ik iets toedien of geef, dan moet het een bewezen functie hebben, anders besteed ik er geen euro aan. Wat ik zelf geef beschrijf ik in deze blogs, maar dat wil zeker niet zeggen dat dit de enige weg naar Rome is. Daarbij verplicht ik niemand hetzelfde te doen.

Zoals gezegd beginnen de oudste jongen mooi in de pluim te geraken, zij zijn al mooi vol en zacht. De mest is hier eigenlijk altijd perfect, of het nu regent of niet. Zelf dank ik dat aan de Origanum Red die ze elke dag krijgen, samen met de Champions Mineralenmix.

Onze voermengeling is bewust vetrijk en eiwitarm. Zo hoor ik alle jaren wel van liefhebbers die jongen van zes dagen hebben met natte mest. Dat is vaak logisch te verklaren. De meeste goedkope kweekmengelingen bevatten veel eiwitten in de vorm van erwten. Als de jongen van de kropmelk af zijn en overgaan op hard voer, proppen hun ouders ze vol met moeilijk verteerbare erwten.

Vandaar hier al 25 jaar dezelfde, licht verteerbare mengeling waar de jongen perfect op grootkomen. Hier geen vetgemeste plofkuikens in de broedschaal, maar mooie, vaste jonge duiven die hun hele leven maar één mengeling eten. Hun darmgestel past zich daar perfect op aan. Sla, boerenkool of wat voor groenten dan ook verstrek ik niet. Ik zie daar geen toegevoegde waarde in.

Snoepzaad zit meer dan voldoende in de NPO-mix, evenals hennep en energierijke zaden. Alles waar ‘te’ voor staat is niet goed, vandaar dat hier alles uitgebalanceerd is naargelang de behoefte van een duif. Goede duiven, een goed verlucht hok dat niet dichtbevolkt is en een goede mengeling met de juiste ondersteunende bijproducten zouden voldoende moeten zijn om tot succes te komen.

Hier gaat het zo al jaren vanaf het begin tot het einde en zo zie ik dat ook met duiven. Ik geloof alleen in duiven die kunnen winnen van 100 tot 700 km met alle weersomstandigheden. Ik heb één doffer- en één duivinnenhok en die maken alle vluchten. Overnachtvluchten uitgezonderd. Wie waar op meegaat, bepaal ik op de inkorfdag. Alleen de duiven die dit aankunnen mogen een jaar verder, de rest verdwijnt.

Veel mensen die hier zijn geweest – vooral buitenlanders – vragen elke keer: “Waar zijn de andere oude vliegduiven?” De oude duiven verblijven hier op een hok van vijf meter. Meer dan 28 vliegkoppels moeten dat niet zijn.

Vaak breng ik dat aantal al snel omlaag naar 20 voor de dagfond en 20 voor de midfond. Zo zijn er 28 kweekkoppels en geen voedsterduiven. Meer heb ik er niet nodig en zou ik ook niet willen. Naast de duiven is er ook nog een leven waar ik waarde aan hecht.