Sommige mensen zoeken het in trek, windrichting, ligging of wat dan ook. Ik ken diverse kampioenen die ooit super vlogen (ook de hoogste podia) en nu geen blad meer raken. Opeens zaniken zij over de ligging, terwijl ze nog op hetzelfde adres spelen met hetzelfde hok en vaak nog in hetzelfde samenspel of rayon als in de gloriejaren. Hun duiven weten alleen het hok niet meer te vinden.

Natuurlijk is er maar één oorzaak: goede duiven!!! Als je die niet meer hebt, dan vervalt direct je kennis van duiven en veranderen sommige mensen van opgewekte kampioenen in zuurpruimen die achter iedere boom vijanden zien.

Mijn beste duiven zijn nooit weggedaan. Jonge duiven die zeer goed presteren, gaan direct naar de kweek, dat gaat al 20 jaar zo. Ik kweek alleen uit de allerbeste en ook dan heb je meer rommel dan goede, net als bij ieder ander. Uitzonderingen daargelaten natuurlijk, want die kweken schijnbaar louter kampioenen.

Ik kweek jaarlijks zo’n 160 jongen, maar het gaat mij alleen om de duiven die er na het seizoen nog zitten en goed hebben gepresteerd. Het jaar erop zakt daar nog eens de helft van door het ijs. Zo gaan er elk jaar jonge duiven naar Jan in Afdeling 11 op een totaal andere ligging dan hier in Brabant. De beste daarvan versterken daarna onze kweekhokken weer.

Selecteren is alles en dat kun je nu eenmaal gemakkelijker uit 100 dan uit 10 duiven. Het begint echter bij de ouders. Als daar geen kwaliteit in zit, dan wordt het met hun jongen vaak ook niets. Een mooie stamboom zegt niets, ‘broer of zus van’ ook niet. Hier hebben alle duiven een perfecte stamboom en achtergrond, maar het zijn zeker niet allemaal goede.

Daarbij is het veel moeilijker om op alle vluchten te presteren met jong en oud dan slechts op één discipline. Probeer gewoon vanaf de eerste vlucht top te presteren, dan zit iedereen vol goede moed. Vaak kan je dan tegen grote aantallen duiven winnen.

Begin bij mij ook niet over “ik heb een kil hok in het voorjaar” of wat dan ook. Hier leven de duiven praktisch buiten, alles staat in de zomer en winter open. Ik woon achteraf en niet ingesloten, dus de weerselementen hebben vrij spel.

A.S. had het over GPS trackers, maar dat vind ik bladvervuiling. Ik als duivenliefhebber lees liever hoe het eraan toe gaat op andermans hok, hoe de voorbereiding is en wie de persoon is. Wekelijks pagina’s vol over GPS trackers boeit mij alleen als er een traject staat van een vluchtwinnaar in groot verband. Welke lijn pakte die duif dan.

Het boeit mij verder totaal niet dat sommige duiven over de kust van Engeland naar huis vliegen. Eén ding is zeker: die gaan nooit een vlucht winnen.

Je kan jezelf maar ergens mee bezighouden. Ik doe dat liever met mijn duiven zelf. Andere dingen zijn al snel te ver gezocht. Van sommige liefhebbers zijn hun duiven ook altijd aan de ‘verkeerde kant van de auto’ geladen, bijvoorbeeld.

Zolang je excuses zoekt of denkt dat het in een of ander flesje zit, word je nooit kampioen. Een goede duif blijft altijd bepalend, ongeacht of die in een krot of hypermodern hok zit, die zal altijd presteren.

Het kweekseizoen start hier over drie weken. De kweekduiven zijn door de rui heen en klaar om er weer voor te gaan.

Mijn kweekduiven kunnen niet dichter bij de natuur staan dan nu, ze kweken in principe gewoon in de buitenlucht. Zowel hier als in Friesland zit er geen voorzijde in de kweekhokken. Ze zitten wel droog maar de kou, regen en wind komen gewoon in hun hok. Op de eerste helft van de vloer liggen dan ook roosters waar het water weer langs weg kan.

De duiven kunnen hier perfect tegen, het deert ze niets. Ik heb het meer voor mezelf gedaan om maar zo weinig mogelijk in de duivenstof te staan.

De kwekers kregen in oktober preventief een tricho tablet, luisdruppel en enting tegen PMV. Ze brengen hun jongen op totdat ze eind juli weer uit elkaar gaan. Verder dagelijks Championsmix, NPO-mix, Origanum Red en Champions Mineralenmix. Tweemaal per week gaat daar nog Prestavit bij. Wie het hier niet mee redt, ontkomt niet aan de eerste selectieronde wanneer ik ze afspeen.

Ik wil stevige, vaste jongen en geen papjongen die teveel korrels, eiwitten, pikkoek of weet ik het wat nog meer hebben gehad. Ik heb het allemaal gezien; mensen die hun jongen grootbrachten op Luikse mengelingen zonder maïs, allerlei toegevoegde korrels, etc. Ze speenden plofkuikens af die 6 weken later nog te loom waren om in de onderste bakken te vliegen.

In de tuin rondom mijn erf broeden geregeld houtduiven. Als je ziet hoe die jongen in de nest liggen, dan zie je dat ze weinig nodig hebben. Kwekende duiven voeren alles op aan de jongen. Gooi er maar een brood of stronk boerenkool in, het maakt niet uit wat. Alles voeren ze op. Wij duivenmelkers denken dan al snel dat ze het nodig hebben omdat ze het opeten, maar dat is dus niet zo.

Als je vooruit wilt blijven gaan, moet je vooral ook op je hoede blijven en af en toe jezelf versterken. Zelf haal ik niet veel duiven meer bij. Alleen het beste is goed genoeg, maar die zijn vaak onbetaalbaar.

Nationale Asduiven, NPO-winnaars en provinciale 1e prijswinnaars heb ik zelf al, dus mezelf versterken is lastig. Om die reden doe ik de laatste jaren vaker aan samenkweek met exclusieve duiven en dat heeft me geen windeieren gelegd.

Het is moeilijk om te bepalen waar de goede duiven zitten, omdat de concurrentie niet overal hetzelfde is. Zo moet je jezelf ook zeker niet laten leiden door de media, vaak hebben die voorkeurshokken die alle aandacht krijgen.

Ik weet inmiddels als geen ander dat er heel wat miskende hokken zijn die niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Daartegenover staan heel wat hokken die teveel aandacht krijgen naargelang hun jaarlijkse prestaties.

Het is niet zo moeilijk om ieder jaar één of twee vluchten op te rollen. Het is een veel grotere kunst om er iedere vlucht bij te zijn, ongeacht de afstand, windrichting en zonder absurde aantallen duiven mee.

Ik zal me nooit meer versterken bij hokken die zich gespecialiseerd hebben op één bepaalde afstand. Het liefst haal ik uit duiven die tegen grote aantallen duiven nationaal of provinciaal kunnen winnen en niet enkel en alleen in samenspelen of regio’s.

Daarbij hebben hokken die wekelijks vroeg vliegen – terwijl de wind niet altijd in hun voordeel staat –mijn belangstelling. Die duiven kunnen zich oriënteren als geen ander. Maar goed, ook dan is er geen garantie op succes.

Degene die zogezegd alleen maar goede uit een bepaald kweekkoppel kweekt, kan je maar beter niet serieus nemen.

Ik ben in mijn zoektocht naar goede duiven op verschillende hokken in binnen- en buitenland geweest. Daarmee wil ik zeker niet zeggen dat ik verstand van of kijk op duiven heb.

In al die jaren heb ik naar mijn idee maar twee echte superduiven in handen gehad en dat waren de oude Rocket van ‘96 van wijlen M. van Gastel en onlangs Olympic Jozef van de familie Eijerkamp.

De zoon van Rocket (Dragon Rocket) heeft bij mij al veel topnazaten gebracht. De oude Rocket verhuisde destijds naar Amerika waar hij ook voor zijn nieuwe eigenaar Mike Ganus op de verschillende eenhoksraces superduiven voortbracht.

Olympic Jozef is van 2019 en wordt in mijn ogen ook een topkweker. Het zijn die duiven die je naar de allerhoogste podia kunnen brengen.

Goede duiven vind je op elk hok wel, bij de een wat meer dan bij de ander. Superduiven daarentegen zitten niet dik. Elke topspeler in Nederland bezit er één of enkele en die zijn meestal voor geen goud te koop. Ook zij weten dat zulke duiven hun naar de allerhoogste podia kunnen brengen.

Nog enkele correcties wat betreft WHZB. Ik was in 2018 de 10e Beste Liefhebber, in 2019 de 5e, in 2020 de 3e en in 2021 wederom de 3e Beste Liefhebber.

De jaren vliegen en het lijkt alsof dat dubbel zo hard gaat als je de 30 voorbij bent. Het vliegseizoen is pas net voorbij en over een maand begint het koppelen alweer. Ik moet vroeg starten om aan mijn aantal jonge duiven te komen. Er worden drie rondes grootgebracht door 28 kweekkoppels.

Voedsterduiven heb ik al jaren niet meer. Ik kweek kwalitatief betere jongen sinds ik de kwekers zelf hun jongen laat grootbrengen. De kweekduiven gaan ook een stuk langer mee dan toen ik alsmaar deed verleggen en om koppelen.

Ondanks dat de kweekduiven uit één gezamenlijke voerbak eten die altijd gevuld staat, vetten de duivinnen nooit aan tegen het moment dat ze weer moeten leggen. Ze hebben dan immers jongen van 14 dagen oud in de schaal die ze moeten voeren.

Wanneer je de eitjes verlegt, gaat de duivin opnieuw leggen terwijl de jongen gespeend zijn. Ze blijft dan dooreten en wordt te vet, wat het leggen bemoeilijkt. De duivin gaat open staan, maar er komt geen ei. Laat je zo’n duivin enkele weken apart in een hok met karig voer, dan gaat ze vanzelf weer leggen als ze vermagerd is.

Dit is één van de redenen dat ik de duiven enkele weken voor de koppeling iets minder voer. Met te dikke duiven aan de kweek beginnen verloopt vaak slecht. Het is net zoals bij mensen: niet alle duiven vetten even gemakkelijk aan, maar in de nakomelingen van Super Rossi zat een deel Heremans en die vetten sneller aan dan die uit Rocket en Witbuik.

Als je er vijf of zes uit een goede kweker kweekt, zit daar evenveel bruikbaars tussen dan wanneer je er tien of twaalf uit kweekt. Het is namelijk niet vanzelfsprekend dat wanneer je het dubbele aantal jongen uit één koppel kweekt, je ook een dubbel aantal bruikbare jongen hebt. Althans, bij mij niet, want dan hadden de voedsters er zeker nog gezeten.

Maar goed, vele wegen leiden naar Rome en een ieder moet doen waar hij of zij zich goed bij voelt. Heb je maar enkele bewezen kweekdoffers, dan moet je misschien juist wel verleggen. Doe dit dan enkele keren en plaats een andere duivin op de goed kwekende doffer. Geef de andere enkele weken rust.

Het is altijd beter om uit duiven te kweken die iets bewezen hebben in de kweek, op de vluchten of met supergenen dan uit duiven waar je geen vertrouwen in hebt, die niets bewezen hebben of geen superduif in hun stamboom hebben.

De slechte eigenschappen lijken eerst te vererven, dus een slechte duif geeft ook makkelijker slechte duiven. Andersom lijkt een 1e prijswinnaar gemakkelijker een 1e prijswinnaar voort te brengen.