De duiven gaan er hier om de dag uit, de ene dag de doffers en de andere dag de duivinnen. Dit gebeurt al vroeg, net na 8 uur in de ochtend. Vaak begint het dan net licht te worden. Zou ik ze later loslaten – als de zon schijnt – dan verwacht ik dat ze te gek gaan vliegen. Dat is ook weer niet nodig. Een half uur is prima in deze tijd van het jaar, gewoon even de spieren los en klaar.

Samenspelen

De samenspelen dreigen hier uiteen te vallen omdat sommige verenigingen opeens ongunstig blijken te liggen. In de jaren dat er bepaalde spelers met goede duiven in die verenigingen zaten, wisten hun duiven de hokken wel te vinden en werd er nergens om gemopperd.

Vorig jaar was een samenspel verenigingen aan het werven ten koste van andere samenspelen, dat werd toen terecht tegengehouden door de afdeling. Nu moeten we maar afwachten in welk samenspel we volgend jaar spelen.

Van mij mogen ze alle samenspelen opdoeken en alleen in de afdeling concoursen, die we voor de snelheidsvluchten in tweeën delen. Het eerste spel wordt het verenigingsspel en het spel daarop het afdelingsspel. De punten voor alle kampioenschappen uit de afdelingen halen, die ook samengevoegd worden tot hooguit zes afdelingen in Nederland.

Op deze manier kan men voor het eerst in Nederland met gelijke wapens strijden. Nu wordt degene die in het zwakste spel speelt vaak overal kampioen. Ik verwacht echter dat zoiets nog enkele jaren op zich zal laten wachten en daarna onvermijdelijk wordt.

Zo komen er steeds minder leden en wil men steeds meer versnipperen wat speelgebieden betreft. Ik zou zeggen schaalvergroting en grotere speelgebieden, daar houden we in de loop der jaren slimmere duiven en minder verliezen aan over. Ook voor de kosten, personeel van het vervoer en de steeds minder beschikbare losplaatsen zou dit beter zijn.

Voorlopig wachten we af in welk samenspel we volgend jaar worden ingedeeld, mij maakt het niet uit. Ik ben niet zo kinderachtig om goede spelers op een zijspoor te zetten uit angst om de confrontatie aan te gaan. Zo heb ik de laatste 30 jaar in diverse samenspelen gespeeld en lag ik altijd gunstig volgens de criticasters.

Kweek

Aankomend weekend gaan de 28 kweekkoppels weer samen. Er lopen ook wat aangeschafte zomerjongen rond, maar dat zijn gelukkig doffers en die krijgen een oudere duivin. Zo begin ik dus op mijn gemak aan de kweek. De vliegploeg zal tot eind januari wachten.

Tegen het einde van april zitten de hokken weer vol. Hoeveel dat er precies zijn, boeit me niet. Ik houd alleen de gezondste en best gebouwde en gepluimde jongen en dan is het al moeilijk genoeg. In voddebalen steek ik geen energie, die worden direct verwijderd.

Ik ben niet zo van de getallen, het maakt mij niet uit of ik met 60 of 140 jonge duiven aan de start verschijn. Het draait immers om de bruikbare exemplaren die ertussen zitten.

Ook uit topkoppels komen soms jongen die het aanhouden niet waard zijn. Ik kweek drie rondes voor mezelf en dan reken ik op gemiddeld vier à vijf jongen per koppel om af te spenen die de moeite waard zijn om mee te gaan trainen.

Uit alle kweekkoppels worden evenveel jongen gekweekt, anders hadden ze niet op het kweekhok gezeten. Voedsterduiven zijn niet meer aan mij niet besteed, het is hier vliegen of kweken. Alle duiven moeten inzetbaar zijn, anders wil ik ze niet op de hokken hebben.

Zo houd ik nooit duiven thuis en zijn de hokken elk vluchtweekend leeg. Tussen de vluchten door zijn er wekelijks afvallers. Wat niet voldoet blijft niet eens thuis voor zijn of haar partner, die moet dan maar een andere zoeken die wel op tijd thuis weet te geraken.

Het is goed voor de motivatie wanneer ze eens van partner wisselen. Ik heb verschillende duiven gehad die beter kwamen nadat hun huidige partner er niet meer was. Zo verloor Witbuiks Blue haar partner tijdens de eerste vluchten. Toen ze daar overheen was, won ze een 1e NPO van een loodzware dagfondvlucht en werd ze 11e nationaal Asduif dagfond WHZB. Zonder partner dus dat jaar.

Ik houd alles graag productief en overzichtelijk. Op voer en bijproducten heb ik nooit bezuinigd, maar aan duiven die er alleen zitten om de hokken vol te houden heb ik nu eenmaal een bloedhekel. Weg ermee.

In mijn werkzame jaren hield ik in de winter 60 duiven door: 12 kweekkoppels en 18 vliegkoppels. Dit is hoe ik daar over dacht: als dat allemaal goede waren, werd ik de beste van Nederland. Inmiddels zijn het er 120 omdat de verliezen nu eenmaal groter zijn dan in de jaren ’90. Daar moet je wel op inspelen, natuurlijk. Voor mijn gevoel zijn het er altijd teveel. Mocht de helft bestaan uit ‘redelijke’ duiven, dan heb ik een goed seizoen in 2022, zo simpel is dat nu eenmaal.

Gisterochtend was ik vroeg erop uit samen met goede vriend en roofvogelboer Ben de Keijzer, dat betekent vaak de hele autorit lachen. We reden eerst naar Brummen op bezoek bij fam. Eijerkamp om de samenkweek duiven op te halen.

De samenkweek is super gelukt en beide partijen hebben hier een mooie versterking aan overgehouden. Zelf heb ik een schitterende doffer uit Turbo Rossi x Olympic Millennium en een prachtige doffer uit Olympic Jozef x Dragon Girl. Kortom, vier bewezen ouders op de wedvluchten alsmede op de kweek.

Verder heb ik nog wat geweldige kweekdoffers in handen gehad, het loopt daar over van kwaliteit. Het is niet voor niets dat zij al jaren bij de beste liefhebbers te vinden zijn. Fijn dat Evert-Jan ook even tijd vrij kon maken, hij is immers enorm druk met zijn bedrijf.

Vervolgens zetten we koers richting Bas Verkerk. Eenmaal daar hebben we weer gelachen en bijgepraat, we waren immers al eens met zijn allen op stap geweest in Marokko.

Ook bij Bas heb ik superieure duiven gezien, waarbij de 1e en 2e NPO Brive me super aanstonden. De 1e NPO Brive is een dochter van New Olympic Solange, vandaar dat ik zeer benieuwd was naar haar kwaliteiten. Geheimen kun je Bas niet ontfutselen, die laat hij je gewoon zien, namelijk uitzonderlijk goede duiven!

Al bij al dus een roadtrip van ruim 4 uur snelweg in goed gezelschap. Tegen 17u was ik weer terug op het oude nest.

Af en toe loop je een topkweker tegen het lijf, zoals Witbuik en Dragon Rocket. Blue Rocket, een kleinzoon van Dragon Rocket, was ook zo’n topper. Als jonge duif won hij op de eerste vitesse vlucht direct de 1e tegen ruim 2.000 duiven. Later won hij de 4e nationaal Orléans en werd hij 3e Gouden Crack. Na zijn vliegcarrière vertrok hij als jong naar het kweekhok. Daar bracht hij de 1e NPO Orléans, de 1e NPO Argenton en tal van top 10 winnaars op de NPO-vluchten voort.

Verder werd hij vader van de duivin van het Millennium koppel en dus ook opa van het gouden koppel Grey Millennium x Golden Ace. Zij zijn weer ouders van Blue Diamond (1e NPO Grand Prix Melun) en diverse nationale Asduiven, zoals Blue Ace (1e nationaal Asduif), Millennium Ace (9e nationaal Asduif) en Miss Golden Eye (17e nationaal Asduif).

Kortom, de Blue Rocket-lijn weet wat winnen is, vooral bij zwaar weer. Zelf won hij de 4e nationaal Orléans met amper 1100mpm. Zijn achterkleindochter Blue Diamond won dit jaar de 1e NPO Grand Prix Melun met 1138mpm. Op diezelfde dag werd in Friesland de Grand Prix vlucht Reims gevlogen (449 km), een echte kuitenbijter. Deze vlucht won Jan met Witbuiks Best aan 1082mpm. Het toeval wil dat die Witbuiks Best ook een achterkleinkind is van Blue Rocket.

Zowel Witbuiks Best als Blue Diamond zijn kruisingen van de Witbuik-lijn x Dragon Rocket-lijn. Beide duiven worden inmiddels ingezet als kweekduif, evenals vliegend wonder Bingo Lady. Wederom dezelfde kruising, maar daarover later meer.

In Dublin vliegt ook een doffer van deze kruising, die heeft daar inmiddels al 6x de 1e gewonnen in groot verband. Kortom, toplijnen doen het overal, op alle afstanden en in ieder weertype. Juist (of beter gezegd alleen) die duiven hebben mijn aandacht.

Ik zou 20 november naar Vianen gaan. Eigenlijk had ik daar een week eerder ook naartoe gemoeten, maar ik sprak af alleen de 20e te gaan. Inmiddels heeft de organisatie alles afgeblazen, in mijn ogen terecht. Eerder waren er in mijn omgeving prijsuitreikingen waar diverse coronabesmettingen zijn ontstaan.

Het blijft raar dat nu bijna de totale bevolking gevaccineerd is, er meer besmettingen zijn dan vorig jaar toen nog bijna niemand gevaccineerd was. De overheid stelt nu een verkapte avondklok in. Overdag mag je naar de kapper, na 18u niet meer. Schijnbaar is de kans op besmetting dan groter.

Van dit virus komen we nooit af, vrees ik. Ik kijk maar naar de aangepaste griepprik die elk jaar wordt gezet. Datzelfde voorzie ik voor corona. De groepsimmuniteit wordt de komende jaren duidelijk, dan weten we in welk land de vaccinatiegraad het laagst is en hoe het virus zich daar dan houdt.

Een bekende dierenarts in België spreekt zoiets ook uit voor onze duiven; gewoon uit laten zieken en weerstand op laten bouwen. Wat tricho, coccidiose en luchtwegproblemen betreft kan ik hem daar prima in volgen. Bij paratyfus daarentegen neem ik liever geen risico. Tegen sommige dingen kan je maar beter preventief optreden. Paramyxo ook, bijvoorbeeld. Als we daar niet tegen zouden enten, hadden we vast en zeker niet aan de vluchten mogen deelnemen.

Verder moet iedereen voor zichzelf bepalen wat hem/haar het beste lijkt, ik heb daar geen mening over. Ik zet uiteen hoe ik het doe en wat een ander daarmee doet, mag ‘ie zelf weten. Ik dring niemand iets op en degene die zich ergens aan stoort, bijvoorbeeld omdat het gesneden koek is of hij/zij beter weet, hoeft deze blog niet te lezen.

Aanvang kweekseizoen

De lichten in het kweekhok staan weer 12 uur lang aan. De hormonen worden zo wakker geschud en de doffers kunnen aan hun bak wennen. Het licht springt hier in één keer aan en uit. Na een week weten de duiven dat en zitten ze voordat het licht uit springt in hun bak.

Aankomend weekend gaan er broedschalen in, dan kunnen ze ook daar aan wennen. Die schalen zijn enkele weken geleden ingepakt met kranten, dat doe ik al 25 jaar zo. Op die kranten gaan nog tabakstelen en schelpenzand om de eitjes niet te laten beschadigen en om kromme borstbenen te voorkomen.

Ik kan niet zeggen dat ik vaak last heb van luis, waarschijnlijk omdat ik de duiven tweemaal per jaar preventief een luisdruppel geef van Schroeder. Ze krijgen die in de nek, op het vlees.

De kweekduiven koppel ik gedurende de gehele dag. Ik laat één doffer uit zijn bak terwijl de rest opgesloten zit. Ik zoek dan een duivin die bij de doffer past en laat die erbij.

Bij de vliegduiven die eind januari / begin februari worden gekoppeld, zet ik ‘s avonds de duivin bij de doffer. Zodra alles bijeen zit, doe ik het licht uit en zorg ik dat ik de andere dag in de buurt ben wanneer het weer licht wordt.

Zowel bij de vliegers als kwekers bepaal ik zelf welke duiven bij elkaar passen. Dat beslis ik op de dag van koppelen en op basis van gevoel. De duiven moeten wel met elkaar door een deur kunnen. Als ze niets van elkaar willen weten, gaat er een andere duivin bij. Hier dus geen vrije koppeling!

Normaal gesproken moet alles in één dag goed zijn, anders zijn de duiven er gewoon nog niet aan toe. Wanneer ze leggen, boeit me niet. Het gaat prima als ze binnen 3 weken allemaal op twee eitjes broeden.

Wanneer er bij enkele koppels één jong ligt, leg ik die nadat ze geringd zijn, bijeen. Duiven één jong laten grootbrengen doe ik niet. Dat jong groeit te hard omdat het wordt vetgemest door de ouders en krijgt dan vaak buispennen. Komt het voor dat er een jong overschiet, dan wissel ik die om de paar dagen om met een koppel waarbij wel twee jongen liggen.

Doordat de duiven hier zo goed als buiten kweken, merk ik wel dat er bij koud weer soms verschil zit tussen het uitvallen van de eitjes. Dit komt vaak doordat ze gelijk stevig op het eerste ei gaan broeden. Ook dat los ik op nadat ze geringd zijn. In dit geval door de grotere bij elkaar te leggen en de kleintjes ook.

Het lijkt nog zo kort geleden, maar de trainingen zijn weer hervat. De duiven zijn tijdens de ergste pluimenrui binnengebleven, want ze moeten ook weer niet een te gemakkelijke prooi vormen voor kromsnavels.

Die beesten jagen hier het gehele jaar, ik zit op 2 km van een bosrijke omgeving. Maar goed, dat is de natuur en onze duiven moeten daarmee leren leven. Uiteraard is het zuur als er één wordt gepakt. Voor aanvang van het afgelopen seizoen sneuvelden mijn twee beste jonge duiven en jaarlingen van 2020.

Verder denk ik dat de oriëntatie van duiven wordt verstoord door de vele zendmasten, maar die kunnen we niet omzagen, evenals de draden die in de polders hangen. Ik kreeg van de 5e jonge duivenvlucht mijn drie beste jonge doffers tot dan toe zwaargewond terug. Twee hadden al 3x 1:100 gewonnen en waren dus plots uitgeschakeld. Inmiddels zijn ze weer in orde, maar of het nog wat wordt, is afwachten.

Zoals ik vaker heb geschreven: als duivenmelker moet je eerst leren omgaan met teleurstellingen, anders houd je het niet lang vol.

De duiven gaan er nu dus om de dag uit. De ene dag de doffers, de andere dag de duivinnen. Als ze na 10 minuten snel weer naar binnen willen, dan kan dat. Na enkele keren vrijheid zie je toch dat ze snel weer een half uur vliegen.

Duiven vasthouden in de winter doe ik al jaren niet meer. Ze gaan dan letterlijk vastroesten en vooral doffers kampen dan in het nieuwe voorjaar met vleugelproblemen. De duiven vetten zo ook niet zo snel aan en blijven alert op alle gevaren.

Daarnaast harden ze van het koude en slechtere weer. Ik wil hier geen watjes die met fluwelen handschoenen verzorgd moeten worden. Ook wil ik geen duiven die na de eerste keer kopwind met oortjes zitten.

Dat duiven ‘winterconditie opdoen’ zoals sommige je willen doen geloven, daar geloof ik niet in. Een goed verzorgde duif moet het gehele jaar in goede conditie verkeren, dat is noodzakelijk in het vliegseizoen maar ook in het rui- en kweekseizoen.

Zouden ze alleen maar goed kunnen presteren met topconditie, dan is het feest na drie vluchten voorbij. Vaak duurt dat namelijk niet langer en ik wil dat ze er altijd zijn (waarbij af en toe een mindere vlucht normaal is). Specialisatie doe ik al lang niet meer aan. Ik wil elke vlucht waaraan ik meedoe, winnen. En belangrijker nog: ervan proberen te genieten.

Om die reden dat topduiven me aan het hart liggen en ik zulke duiven nooit voor financieel gewin van de hand zal doen. In de afgelopen 5 jaar is me vaak genoeg gevraagd om alles te verkopen, maar dat gebeurt niet voordat ik dood ben of tussentijds zou beslissen te stoppen.

In beide gevallen is het einde oefening en dus geen ‘uitverkoop’ of ‘grote schoonmaak’ zoals je tegenwoordig vaak ziet wanneer men de oude meuk verkoopt om vervolgens met een 100 stuks jaarse of tweejaarse duiven verder te gaan.