De jongen drinken hier uit een drinkgoot. Ik speen regelmatig jongen bij die zelf de drinkgoot moeten vinden. Ze zien vanzelf hoe de andere daar ook uit drinken.

Voeren doe ik op een voerplank, dus ze moeten snel zijn want anders is alles op. Je ziet dat de pas gespeende jongen al snel de maïs naar binnen werken tussen hun oudere hokgenoten.

Hier worden altijd jongen bijgezet, ik ondervind daar geen nadelen van. Natuurlijk gaan ze snel de lucht in, hun oudere soortgenoten gaan gelijk omhoog wanneer de valklep wordt geopend. In de natuur moeten pasgeboren dieren ook snel de draad oppakken, anders zijn ze gezien.

Ik leer de duiven goed te luisteren door ze ‘s ochtends niet te voeren. Nadat ze enkele uren buiten zijn geweest, moeten ze op mijn fluitsignaal snel binnen zitten. Wie dat niet doet, gaat met honger de nacht in of slaapt een nachtje in de spoetnik.

Niets is frustrerender dan een vroege duif die niet binnen wil komen. Dat gevoel had ik in 1992, mijn toenmalige duivenvriend wijlen Willem van Peer belde dat hij een duif had van Orléans. Ik woonde 3 km verder en bij mij zat er al enkele minuten één op het dak die niet binnen wilde komen. Willem won de 2e nationaal Orléans en ik niets.

Toen had ik nog de supervallen en kwamen mijn jongen soms zo hard dat er enkele voor de tralie zaten te wachten om binnen te kunnen. Vaak liet je er één door en gingen er meerdere gelijk die je dan alsnog binnen kon gaan pakken. Gevolg: bange duiven.

Zo waren sommige duiven van het soort van Willem van Peer zo groot dat ze langs de deur naar binnen moesten, die pasten niet eens in het vakje van de superval. Ze hebben dan ook maar één seizoen gehangen.

De vitesse/midfond duiven waren destijds fors met enorme neusdoppen. Tegenwoordig met de meer allround duiven zie je dat niet meer en is het steeds moeilijker inschatten of het nu een doffer of duivin is.

Op bijna elk hok liggen momenteel jongen. Het duurt dus niet lang meer voordat we de eerste verdwaalde vreemde jongen op het hok zullen zien. Hier loopt hok #1 ook langzaamaan vol. De tweede ronde van de kwekers heeft een ring om, dus dat gaat gewoon door.

Het is nu tijd om de eerste zwakkere exemplaren te verwijderen. Ik heb nooit een zwak jong een topper zien worden, dus weg ermee. Je moet je jongen doorlopend selecteren op gezondheid. Ze mogen best enkele dagen kwijlen, maar als ze niet snel zonder medicatie herstellen, heb je er niets aan.

Zo heb ik ook mijn gehele leven al een hekel aan jongen die met opgetrokken schouders in het hok zitten, helemaal in elkaar gedoken. Die duiven haal ik er ook meteen uit, ongeacht de stamboom.

Stap je het hok van de jongen binnen, dan moet je jezelf aan niets hoeven te ergeren. Valt een duif je telkens in negatieve zin op, denk dan niet: “Die raakt straks wel achter”, maar verwijder hem meteen en geef zijn ring aan een nieuw exemplaar.

Je zou nu niet meer op zoek moeten zijn naar kweekversterking voor seizoen 2022, dan ben je eigenlijk te laat. Toch gaat er op veel hokken weer van alles mis omdat ze geen goede voorbereiding hebben getroffen.

Je bent zelf verantwoordelijk voor een goed kweekseizoen. Lukraak wat duiven bij elkaar zetten omdat het tijd is, is meestal gedoemd te mislukken. Ze moeten er klaar voor zijn. Wanneer er vechtpartijen ontstaan tussen beide partners, is dat zeker nog niet het geval.

Hier gaat het kweken nog wel even door. De laatste jongen om mee te vliegen speen ik eind april. De aantallen wijzigen wekelijks door selectie. Het streven is om duiven te kweken die in hun tweejarige vliegcarrière meermaals per honderdtal winnen en het liefst enkele keren per duizendtal.

Olympic Millennium won in de twee jaar dat zij vloog 13x per honderdtal en 3x per duizendtal. Dragon Girl won 10x per honderdtal en 5x per duizendtal zonder dubbelingen. Mathieu zit op 8x per honderdtal en 3x per duizendtal en begint nu aan zijn tweede jaar. Ik ben benieuwd of hij zijn palmares nog wat kan opsmukken.

Zo moet iedereen een doel nastreven en een strijdplan maken voor zichzelf. Ook moet je proberen elk jaar een topper te kweken. Vaak bepalen die duiven je toekomst, want die hebben net dat beetje extra wat het gros van de duiven niet heeft.

Vliegprogramma Brabant 2000

Gisteren zag ik het vliegprogramma van Brabant 2000. Voor de oude duiven zijn er als vanouds meer dan genoeg kansen. Voor de jonge duiven negen vluchtjes waarvan 4x tot 221 km, 3x Melun 325 km, 1x Fontenay 390 km en 1x Orléans 420 km. Alles voor de kortste afstand, uiteraard.

Ik denk dan met weemoed terug aan de jaren ’90 waarin we in het laatste weekend van juni begonnen met de eerste prijsvlucht. We kregen dertien kansen om onze duiven te testen waaronder drie à vier keer boven de 400 km en tweemaal boven de 500 km.

Waar is het misgegaan, denk ik wel eens. Welke bestuurders hebben alles om zeep geholpen? Zijn we überhaupt wel vooruitgegaan met een nationaal vliegprogramma?

Er is een grote groep jonge liefhebbers die ervoor gekozen heeft om alleen met jonge duiven te spelen wegens het hebben van een baan en een jong gezin. Met deze categorie houden bestuurders (zelf vaak op leeftijd) geen rekening. De mogelijkheden die zij vroeger zelf wel hadden, gunnen ze een ander nu niet.

Trainingsvluchten

Zo tel ik op ons programma in Brabant 2000 maar liefst zeventien trainingsvluchten. Wordt dat de nieuwe norm, elkaar van alles op de mouw spelden hoe vroeg men wel niet zat, zonder dat er een uitslagenlijst is?

Of zijn die trainingsvluchten er om die 25% overnachtspelers in Nederland tegemoet te komen? Voor hun liggen immers al dertien kansen (inclusief ZLU en de jaarlingenvlucht uit Agen). Hier is natuurlijk niets mis mee, maar zoals ik al zo vaak heb gezegd: gun iedereen zijn of haar spel.

Een goed bestuur denkt aan alle leden, daar zijn ze immers voor. Zo zou er een landelijk vliegprogramma moeten komen dat bepaald wordt door liefhebbers die ook daadwerkelijk deelnemen op de desbetreffende discipline. De secties per categorie waren een mooi initiatief, maar men wist van hogerhand niet hoe snel ze dat moesten afbreken.

Op deze manier zou je de duivensport een mooie toekomst kunnen bieden en is er voor iedereen spelvreugde in plaats van dat geleuter over eerlijk spel of methode SNEL waar de gehele duivenwereld zich stuk om lacht. Jammer genoeg is alles aan dovemans oren gericht en wil niemand inzien wat er daadwerkelijk onder de liefhebbers speelt.

Stel het lidgeld ter beschikking voor spelmogelijkheden in plaats van het te verkwanselen aan de onzin die we in de afgelopen 10 à 15 jaar hebben gezien. Persoonlijk houd ik duiven om wedvluchten mee te spelen en niet voor mijn plezier. Dan was ik wel kippen gaan houden.

Eigen ervaring leert dat trainingsvluchten met de vereniging weggegooid geld zijn wegens duiven verspelen of onnodig blootstellen aan besmettingen. Ik doe daarom nooit mee, tenzij er een uitslag aan gekoppeld is.

De oude duiven worden hooguit één keer met de auto weggebracht op zo’n 30 km, daarna gaan ze op de eerste prijsvlucht waar ze zich vanzelf in conditie vliegen. De jonge duiven leer ik wel gedegen op, vaak op de vroege zondagochtend van 5 tot 30 km. Verder komen ze niet.

Daarna gaan ze naar de eerste prijsvlucht die ik de laatste 20 jaar bijna altijd winnend afsluit tegen iedereen die ze dan al vier keer met de vrachtwagen heeft meegegeven. Geloof me, als ik ergens profijt van zie speel ik daar direct op in, maar mijn tijd in nutteloze zaken steken doe ik niet.

Alles lijkt vooralsnog door te gaan; Fugare, de beurs in Houten en de WHZB, FZN en Gouden Duif uitreikingen. Dit betekent dat we ons normaal gesproken over zo’n twee maanden opmaken voor de eerste wedvlucht.

Ik wil altijd winnen, of dat nu van 150 of 750 km is. Als ik meedoe, ga ik voor de winst. Daarom zal ik ook komend seizoen weer voldoende teleurstellingen te verwerken krijgen, want je kunt nu eenmaal niet alles winnen.

Een hokkampioenschap is mooi, maar daar hoor je over een jaar niemand meer over. Bij een Asduif kan je nog zeggen of denken “dat was die Asduif”. Bij een 1e prijswinnaar ook. Althans, zo sta ik erin.

Direct na het kweekseizoen moeten we zorgen dat alles op peil is. Slaap je als liefhebber te lang, dan haal je je achterstand niet meer in. Een vliegseizoen is namelijk razendsnel weer voorbij.

Duiven wekenlang thuishouden om te herstellen of in orde te krijgen is hier geen optie, ze moeten elke week vliegen. Ik moet er dus voor zorgen dat ze topfit aan de start verschijnen en goed op gewicht zijn. Gewicht is er snel genoeg af, maar gewicht erbij krijgen in een vliegseizoen is moeilijk.

Mijn beste jaren waren jaren waarin ik het minst moest ingrijpen met medicatie. Vorig jaar brak me dit wel op na enkele weken drie nachten mand. Je hoeft maar bij enkele mindere duiven drie nachten in de mand te zitten en je hebt een serieus probleem.

Duiven pikken dan ook nog wel eens van het voer dat dagen eerder in een vochtig klimaat en tussen de stront in de mand werd gegooid. Ook dit doet je duiven geen goed. Zoiets heeft met weerstand niets te maken.

Verenigingen waar men mand voor mand alles vol maakt met inkorven zijn een stapje voor. Je komt dan met minder duiven van verschillende liefhebbers in de manden terecht.

Toch zijn er veel liefhebbers die piepen dat ze zoveel mogelijk verdeeld moeten worden, uit angst dat de duiven van de kampioen bijeenblijven op de terugreis. Goede duiven komen pas op het laatst bijeen, die vliegen niet de gehele weg samen. Ik zag dit in Italië waar ze in groepen arriveerden doordat ze elkaar in het laatste stuk van de reis tegenkwamen.

Verder ben ik absoluut geen voorstander om trainingsduiven bij prijsduiven in de mand te stoppen. Overnachtjongen bijvoorbeeld worden niet verduisterd, maar wel gewoon bij verduisterde prijsduiven ingemand terwijl ze geheel in de rui zitten.

Elk hok weet dat duiven die ruien een verminderde weerstand hebben. Die twee nachten in de mand zetten bij verduisterde jongen is niet bevorderlijk voor die verduisterde prijsduiven. Daarom zouden ze die bij het inmanden bij elkaar in aparte manden moeten zetten, ze doen immers toch niet mee aan de wedvlucht.

We zijn al een stap verder nu dat trainingsduiven over de antenne moeten. Massa’s opgevangen en/of zieke duiven werden vroeger gewoon als extra duif ingemand om er maar vanaf te zijn. We zijn met een serieuze sport bezig en dus moet een ieder daarin meedenken en zich aan bepaalde regels houden.

Jonge duiven wiens ogen dichtzitten en die bruine neuzen hebben van de ornithose mogen niet worden ingekorfd, die horen niet op een vlucht thuis. Hetzelfde geldt voor duiven wiens veren onder de groene drek zitten, die moeten op een vriendelijke manier worden geweigerd.

Als chef inmanden voel je snel genoeg wanneer een duif niet fris is. Die voelt namelijk een stuk slapper en magerder aan dan die honderden duiven die ze eerder al in hun handen hebben gehad.

De eerste 40 jongen zijn reeds voorzien van hun rota/paramyxo-enting. Ik doe dit graag zo snel mogelijk na het spenen. Vroeger stak ik ook gelijk een geeltablet op, maar dat doe ik al jaren niet meer. Vaak hebben ze die bij aanvang van de eerste wedvlucht ook nog niet gehad.

Wel breng ik ruim 4 weken voor de vluchten zo’n acht jongen naar Belgica de Weerd voor een keeluitstrijkje. In de mest wordt nooit iets gevonden, dus die neem ik niet meer mee.

De oude duiven worden ook ruim 4 weken voor hun eerste wedvlucht gecontroleerd. Vindt men niets, dan krijgen ze ook niets. Op een luisdruppel van Schroeder na, dan. Na 6 weken worden deze duiven voor de tweede en tevens laatste keer dat jaar gecontroleerd.

De jonge duiven vaccineer ik eenmalig met de rota/paramyxo-enting en eenmalig met een dode entstof tegen paratyfus. Tenslotte nog eenmaal tegen pokken met het kwastje. Deze pokkenenting krijgen ze maar één keer in hun leven.

Hier dus geen twee entingen tegen paramyxo wat momenteel de mode is, zogenaamd om weerstand op te bouwen. Het enige wat je hiermee opbouwt is leegstand in je portemonnee, denk ik. Onnodig overdrijven met entstoffen en medicatie is aan mij in ieder geval niet besteed.

Mijn duiven bouwen verder een goede basisweerstand op middels veel verse lucht (open hok) en de eigen voeding en bijproducten. De zwakkere jongen selecteer ik direct uit en de rest valt af door het spartaans opleren, namelijk één voor één los in alle weersomstandigheden.

Zoals gezegd houd ik me niet met aantallen bezig. Of ik nu met 120, 60 of 30 jonge duiven begin, boeit me niet. Als ze me maar aanstaan. Ik steek alleen energie in duiven die het verdienen.

Piepende of krijsende jongen met de vleugels ver open gespreid aan een volle voerbak zijn hier ook geen lang leven beschoren.

Op de foto van Mathieu staat dat hij 5x per duizendtal won, maar dat zijn er dus drie. De andere waren dubbelingen. Duiven die 5x per duizendtal winnen zijn zeer zeldzaam. Dragon Girl won wel 5x per duizendtal en is dan ook met recht een witte raaf.

Wel heb ik meerdere duiven op het vlieg- en kweekhok die minimaal 3x per duizendtal wonnen, zoals Urana. Tel ze eens op eigen hok en je zal schrikken hoe weinig dat er zijn.

Vanochtend heb ik bij Belgica de Weerd de duivin teruggehaald die Domien van Acker vakkundig heeft gehecht. Ze had drie forse verwondingen, maar ging bij thuiskomst gelijk naar haar nest met net uitgevallen jongen.