Ik werd gebeld voor een bon voor de top 100 beste liefhebbers. Die mannen staan voor een zware taak, want hoe bepaal je wie daarvoor in aanmerking komt? Is dat bijvoorbeeld over alle vluchten of per categorie?

Allround over alle vluchten is Verkerk de beste, lijkt me, maar houdt men bijvoorbeeld ook rekening met de aantallen duiven waarmee Bas speelt en die hij bezit?

De top 10 beste liefhebbers benoemen is al lastig, maar de top 100, dat zit nog dichter bij elkaar. Men dreigt al snel veel namen te vergeten die beter spelen dan die in de top 100, maar er niet in voorkomen.

En wat te doen met een liefhebber die met 10 duiven mee top 10 NPO wint? De liefhebber met 100 duiven mee zou in verhouding de gehele top 10 NPO moeten winnen om ‘hetzelfde’ te presteren.

De concurrentie waartegen je speelt verschilt ook per afdeling. Kijk bijvoorbeeld maar in wat voor tijdsverschil de duiven 1:100 vallen. In de ene afdeling duurt dat enkele minuten, in de andere tientallen minuten, ook al is de vlucht op dezelfde dag met nagenoeg dezelfde afstand.

Gaat men af op naamsbekendheid? Dan wint degene die het geliefdst is bij de schrijvers. Misschien kijkt men wel naar degene waar de meeste referenties vandaan komen? In dat geval wint de professional, die verkoopt immers de meeste duiven om zijn bedrijf draaiende te houden.

Dan is er nog een categorie liefhebbers met meerdere hokverzorgers in dienst. Ook dat is appels met peren vergelijken. Kortom, een zware taak als je het mij vraagt!

Zo vroeg een reporter mij om iets over mezelf te schrijven. Dit doe ik niet graag. Voor mijn prestaties heb ik hem naar Google verwezen, daar vind je tal van reportages die in de afgelopen jaren over ons hok zijn gemaakt.

Dit is toch al niet zo spannend, want mijn manier van duivenhouden is in grote lijnen al 30 jaar hetzelfde. Dit geldt onder meer voor het voer, de begeleiding en het openstaan van de hokken en plafonds.

Wat de stamduiven betreft zijn het al meer dan 25 jaar de Witbuik en Rocket lijnen die de boventoon voeren. Verder verander ik zoals gezegd nooit van systeem en waai ik zeker niet met alle winden mee.

Zo kom ik af en toe nog wel eens bij andere liefhebbers op de hokken, maar bij lange na niet zo vaak als vroeger. Aan de duiven kan ik al snel zien en voelen wat er wordt gevoerd. De duiven die het goedkopere 4-seizoenenvoer krijgen, haal je er zo uit.

Ik zag dit bij verschillende snelheidsspelers, die werken van oudsher veel met gerst en grote gele maïs. Dit kan prima op de snelheid, maar speel je de duiven allround en elke week, dan zal je die echt een betere kwaliteit voer moeten voorschotelen.

Enkel in het vliegseizoen een goede mengeling geven is ook niet slim, het kwaad is dan al geschied. Duiven moeten in de rui namelijk hun nieuwe verenkleed aantrekken. Daarbij is het voor hun systeem en ingewanden beter om niet te vaak van mengeling te wisselen.

Tenslotte bestaan granen en zaden uit verschillende gradaties. Sommige tarwe bijvoorbeeld is erg grof en beter geschikt als veevoer. Dit geldt ook voor bepaalde soorten maïs. In alle duurdere mengelingen van de diverse firma’s zitten doorgaans de beste gradaties granen en zaden. Uiteraard kan een goedkope zak niet diezelfde kwaliteit bevatten.

Wil je bij de top horen, in welke sport dan ook, dan zal je je professioneel moeten gedragen. Voor de professional is niets teveel gevraagd, hij/zij heeft alles over voor de sport. Vroeg opstaan om te trainen, gezond leven, voldoende rusten en je goed laten begeleiden door een voedingsdeskundige. En dan is aan de top geraken nog altijd makkelijker dan er blijven.

Ik ken genoeg liefhebbers ouder dan 80 jaar met enkele duiven waarbij geen moeite teveel is. Zij staan vroeg op en verzorgen hun duiven perfect. Ze steken die na de vlucht zelfs in een warm bad en reinigen hun pootjes.

Daartegenover heb je ook de categorie liefhebbers waarbij de muizen hun dagelijkse baantjes trekken in de drinkpot. Men geeft het goedkoopst mogelijke voer en speelt op de droge mestmethode, ondanks dat men over amper 20 duifjes beschikt. Dat ze amper op de uitslag voorkomen kan je wel raden, maar dat zij de betere spelers verdenken van allerlei dopinggebruik en dat ook openlijk verkondigen, is vaak een gebrek aan verstand.

Ik heb al meerdere liefhebbers omhoog geholpen, vaak gratis en voor niets. Uiteindelijk ging een deel daarvan jongen uit die duiven verkopen of uitdelen aan Jan en alleman. Zelf investeer ik elk jaar heel veel geld in duiven. Als anderen die vervolgens verkopen om er financieel beter van te worden of erger nog, uitdelen, dan is de liefde bij mij snel over. Ik zal het niet snel laten merken, maar duiven of advies geven is dan zeker voorbij. Ook dat is jammer genoeg een gebrek aan verstand bij dat type liefhebbers.

Zo probeer ik ook liefhebbers met raad en daad bij te staan, bijvoorbeeld hoe hun hok te verbeteren zodat het beter kan gaan. Soms zelfs hun duiven aan een selectie onderwerpen. Als ik vervolgens doorkrijg dat ze nog 20 anderen om raad en daad vragen, houdt het bij mij op. Daar steek ik mijn kostbare vrije tijd en energie niet meer in.

Zo werd ik ook al verschillende keren benaderd om ergens de duiven te koppelen. Enkele dagen later kwam ik erachter dat men alle koppels toch maar anders had gezet. Prima natuurlijk, maar val mij er dan alsjeblieft niet eerst mee lastig. Ik heb wel meer te doen.

In de winter ben ik relatief gemakkelijk wat verzorgen betreft, maar in het vliegseizoen gebeurt alles met 100% precisie. Met een mentaliteit van 99% ga je er dan namelijk niet komen!

Met dit weer lijkt de winterkweek meer op herfstkweek, het is een natte bende. Het rare is dat de pas gespeende jongen er toch voor kiezen om de gehele dag in de spoetnik in de regen te zitten. Ook de oude duiven zitten hele dagen in de spoetnik in de regen als ze niet op hun nest zitten. Duiven kunnen hier dus beter tegen dan ons.

Zodra het open weer wordt gaat de spoetnik open en kunnen de jongen het dak op. Eten doen ze goed. Ik leer ze meteen aan dat ze alles moeten opeten. De oude duiven worden ook pas bijgevoerd als alles op is. Het voer is duur genoeg, dus morsen sta ik niet toe.

Deze week ben ik met een goede vriend bij snelheidsvirtuoos Herman Bevers in Sint-Job-in-’t-Goor geweest. Herman is een brave, zoals ze dat in België zeggen. Hij doet me denken aan wijlen Dirk van Dyck.

We hebben de kinderen van zijn 1e nationaal Asduif Zeb bekeken. Eén van de dochters van Zeb zal dit voorjaar worden benut voor samenkweek. Ook met Davy Tournelle wordt er wat samengekweekt, uiteraard met gesloten beurs. Hopelijk kunnen we zo de hokken nog wat sterker maken.

Vandaag kwam men nog langs voor een reportage voor Het Spoor der Kampioenen en de top 100 beste liefhebbers. Dit zijn van die typische winteraangelegenheden. Nog twee prijsuitreikingen en dan zit ook dat ‘seizoen’ er weer op. Zelf heb ik mijn vizier alweer een tijdje op het aankomende vliegseizoen.

Hier zijn de eerste 40 jongen gespeend en die worden gewoon in het hok op de voerplaat gezet. Die voerplaat bestaat uit een oude verwarmingsplaat die ik 35 jaar geleden in St. Willebrord heb gekocht. De stekker ging er destijds in en is er nooit meer uit gegaan.

Als je je hand op de plaat legt, voel je dat hij een beetje warm is. De jongen zet ik daar zonder broedschotel op, alleen met een drinkgoot en een bakje voer met wat Origanum Red en Champions Mineralenmix erover. Het voer vul ik pas bij wanneer het helemaal op is.

Op de vloer ligt een dun laagje schelpenzand van nog geen millimeter dik, wat ik dagelijks ververs. Geen stro, hennepvezel of wat dan ook, dus. Ze zitten hier in no time in de bakken. Anders zouden ze maar op de vloer in dat stro of vezel blijven liggen.

Voor wie nog hokversterking zoekt; voor de Grootmeesters competitie heb ik een zomerjong 2025 van de kwekers geschonken. Met deze competitie zelf heb ik overigens niets. Ze mogen hem van mij afschaffen met al die schaduwkampioenen.

Mensen geven steeds minder duiven mee, het liefst maar een stuk of tien, anders komt men niet bij de Grootmeesters en de daaraan gekoppelde kampioenschappen. Dit is slecht voor de sport, want minder duiven in concours. Maar goed, dat is slechts mijn mening. Ik heb de bon geschonken omdat Lex mij dit vroeg.

Enkele jaren terug had ik een witte duif op het hok van een bekende liefhebber uit Belgisch Limburg. De man kweekte regelmatig van die sierlijk witte duiven, dit zat in zijn soort.

Die witte viel goed op in mijn duivenbestand, dat enkel uit kras en blauw bestaat met een enkele witpen of bonte. De witte viel ook op wanneer hij van de vlucht arriveerde, want als hij thuiskwam wist ik dat ik met de klok weg kon gaan.

Hij arriveerde steevast net na de prijzen. Het was een mooie duif om te zien, maar blijkbaar niet zo slim. Vandaar dat ik geen enkele waarde hecht aan het keuren van een duif. Als alle mooie duiven goede waren, was het allemaal niet zo moeilijk.

Ik laat het keuren liever aan de mand over, al ben ik bij de jonge duiven wel wat milder geworden door de gemakkelijke vluchten van de laatste jaren. Als jaarling daarentegen beslist de mand wie mag blijven.

De selectie hier is hard. Van de 64 waarmee ik in 2024 begon bleven er 14 over toen het seizoen voorbij was. Een deel werd verspeeld, de rest werd verwijderd. Mensen die zeggen verstand te hebben van duiven neem ik dus niet al te serieus.

Zo was hier eens iemand uit Afdeling 10, die al jaren super speelde. Ook hij dacht de beste aan te kunnen wijzen. Hij wees hier een hele mooie aan, maar die wist geen enkele prijs te winnen.

Je ziet vaker dat mindere spelers over hele mooie duiven beschikken, die zijn immers op uiterlijk geselecteerd. Zo ken ik ook liefhebbers die hun hokken nu vol hebben met grijze. Puur voor de verkoop, niet om mee te vliegen. Op het internet blinken ze namelijk uit, maar op het vlieghok niet.

Zoals zo vaak gezegd staan de hokken hier altijd open en waait de wind er gewoon doorheen. Je blijft hier echt niet lang voor je plezier in de hokken staan, maar mijn duiven kunnen er prima tegen. Ze zijn hier tenslotte op geselecteerd en weten niet anders.

Duivinnen zitten hier los op het hok, maar aanparen doen zij nooit. Ook hier heb ik op geselecteerd. Moddervette duiven tref je hier ook niet, terwijl er altijd voer te vinden is. Ook dat heeft te maken met selectie.

Op bouw daarentegen selecteer ik niet, tenzij het een echte voddebaal is of de duif zó ver openstaat dat ze moet leggen. Toch zijn al mijn duiven van gelijke grootte, waartoe de mandselectie dus heeft geleid. De kleintjes en de hele grote vallen tijdens de vluchten schijnbaar als eerste door de mand.

Na enkele rustige maanden wordt het langzaamaan drukker op het duivenhok.

Hier zijn de eerste jongen inmiddels gespeend en de eitjes van de belangrijkste kweekduiven zijn onder de vliegduiven gegaan. De kwekers gaan nu enkele dagen uiteen en worden daarna aan een andere partner gekoppeld, wat ook weer wat tijd vergt.

De jongen gaan binnenkort naar buiten. De eerste weken blijf ik dan graag in de buurt. De vliegers gaan pas naar buiten wanneer hun jongen gespeend zijn. Als ik dat eerder doe, vrees ik dat enkele ten prooi zullen vallen aan de roofvogel.

Ik ben blij dat de mist weg is. Zoals gezegd staan mijn hokken altijd open en mist maakt ze erg vochtig. Als er straks jongen bij de vliegers liggen is de hokbezetting verdubbeld, wat alles nog vochtiger maakt. Daarom hoop ik op licht vriezend weer met een zonnetje erbij, dan zijn de hokken in no time droog.

Maar goed, goede hokken in de winter zijn slechte hokken in de zomer. Duiven kunnen beter tegen kou en vocht dan wij mensen. Hoe koud het ook is, ze duiken gewoon in een bad, al ligt er een ijslaag op.