Het nieuwe seizoen staat voor de deur en reken maar dat de fanatiekelingen onder ons er klaar voor zijn. Diverse liefhebbers zijn al op pad geweest met hun duiven. Ik nog niet, maar dat duurt niet lang meer.

Mijn duiven moeten altijd eerst laten zien dat ze er klaar voor zijn. Zolang ze thuis nog niet het hok uitstormen en gelijk uit het oog verdwijnen, is het nog te vroeg. Inmiddels moet ik bukken wanneer ik het hok open, dus ze zijn er al wel klaar voor.

Deze week ga ik eerst nog even op controle bij De Weerd. Mankeren ze niets, dan kan het seizoen starten. Inmiddels ben ik voldoende hersteld om de duiven vanaf volgende week weer zelf te doen. Mijn overbuur ben ik erg dankbaar voor zijn hulp de afgelopen tijd.

Vanaf nu is het gasgeven en ik heb er weer zin in, zoals altijd. Om te winnen moet je eerst de wil hebben. Ik heb topspelers gekend die het aan het einde van hun leven verschrikkelijk vonden dat ze niet meer met duiven konden spelen. Raar dat er dan toch zo’n grote groep is die met alle tijd van de wereld alleen maar excuses zoekt om te laat te starten met opleren of op controle te gaan.

Ze voeren het liefst de goedkoopste 4-seizoensmengeling en kramen dit vol trots uit in het inkorflokaal. Over bijproducten moet je al helemaal niet bij ze aankomen, want die zijn nergens goed voor. Ze menen uit ervaring te spreken, ze hebben immers in een ver verleden een keertje top 10 gespeeld.

Na enkele vluchten lopen ze al mijlenver achter op de fanatiekeling, en dus is het tijd om hun gal te gaan spuien. “Hij zal wel dit of dat hebben gedaan”, of: “Als ik dat er allemaal voor over moet hebben, stop ik er liever mee”.

Waar een wil is, is een weg. Ook al heb je een baan of wat dan ook ernaast. Er zijn werkenden genoeg die er bijvoorbeeld voor kiezen om alleen met duivinnen te spelen.

Het is nu half maart en het is tot 19.00u licht buiten. Alle tijd dus om ‘s avonds de oude duiven nog even los te laten, denk ik dan. Daarbij hoef je niet met veel duiven te spelen om te winnen, dit kan ook met een handjevol.

Er zijn reportages genoeg over kleine liefhebbers die de pannen van het dak spelen. Zij hebben wel de wil om te winnen en doen er alles aan. Ze vallen alleen niet op in de pers, omdat er geen tien duiven tegelijk landen, wat degene met 100+ duiven in de korf soms wel lukt. Ook zijn ze commercieel niet in trek. De afstamming van hun duiven zit vaak in hun hoofd of werd ooit opgeschreven op een oud kladblok.

Mijn vaste letter Jef is helaas niet meer onder ons, maar hij was ook zo’n fanatiekeling die wilde winnen. Toen hij nog met duiven speelde, vlogen zijn zes duivinnen vanaf mei om 05.00u in de vroege ochtend. De rest van de liefhebbers sliep toen nog, maar klaagde even later wel dat er niet tegen te spelen was op de snelheid. In zijn laatste dagen hier op aarde vertelde hij me dat hij het zo erg vond dat hij geen duiven meer kon komen wachten.

Jonge duiven

Hier vliegt inmiddels een mooie ploeg jongen uit en de laatste zijn bijna geringd. Het zijn er meer dan ik eigenlijk wilde, maar omdat de roofvogel er dagelijks enkele pakt, heb ik besloten er toch wat meer te kweken. Voordat de vluchten beginnen heb ik ze snel genoeg op tal geselecteerd.

Die roofvogels worden steeds brutaler. Gisteren viel er een sperwer op het hok, terwijl ik er amper 1 meter naast stond. Zowel bij Jan in Friesland als hier in Hoeven is het beste jong van afgelopen jaar al uitgeschakeld.

Ondanks dat houden we de moed erin. Wanneer een deur sluit gaat er vaak een andere open. In het verleden stonden andere duiven, waar ik het totaal niet van verwachtte, na zo’n situatie juist op. Achteraf gezien is dus niet alles kommer en kwel.

Zo sprak ik een hard spelende liefhebber die ook erg veel last heeft van roofvogels, maar toch wilde hij niet anders. Zijn duiven trainden hierdoor als bezetenen hoog in de lucht en als de klep openging, stormden ze meteen naar binnen. Op mijn vraag of hij die lege bakken in het hok niet erg vond, antwoordde hij: “Hoe minder er zitten, des te meer lucht en ruimte heeft de rest”. Dus ja, is je glas halfvol of halfleeg?

Met een stamboom kan je niet vliegen, hoe mooi ook, de duif moet het toch echt zelf doen. Hier hebben alle duiven een topafstamming, ik kweek immers alleen uit de beste ex-vliegers en zomerjongen uit de beste ex-vliegers. Toch wil dat niet zeggen dat ze hetzelfde kunnen als hun voorouders. De kans is weliswaar groter, maar dat is het enige.

Uit de onbevlogen kwekers komen overigens net zulke goede als uit de bevlogen kwekers. Twee bevlogen kwekers of twee onbevlogen kwekers op elkaar; per saldo kweekte ik evenveel goede en een hele reeks mindere.

Zoals gezegd zijn die onbevlogen kwekers wel jongen die ik elk jaar uitzocht uit een groep gekweekte jongen van mijn beste ex-vliegers. Jaarlijks zijn het er maar één of twee waarin ik echt iets speciaals zie.

Her en der zijn er nogal wat problemen met roofvogels. Half opgegeten duiven op het erf, sommige met de kop eraf; het is heel wat leed om aan te zien voor jong en oud.

Vandaag de dag zijn er simpelweg teveel van. In de jaren ’80 waren er zelden roofvogelproblemen, maar nu eten ze op sommige plaatsen een half hok leeg.

Natuurlijk waren er vroeger veel meer duiven en viel het daarom misschien ook minder op, maar rij tegenwoordig maar eens over de snelweg zónder een roofvogel te spotten. Dit gaat niet. Natuurlijke vijanden hebben ze niet, alleen elkaar.

In mijn jeugdjaren verging het van de mussen, lijsters, merels, vinken, noem maar op. Nu is alles zowat uitgeroeid, op houtduiven en kraaien na. Deze schijnen ze minder graag te lusten. Wanneer de mens zich met de natuur gaat bemoeien, ontstaan zulke problemen.

De oudere, meer ervaren liefhebber kan nog met de situatie omgaan, maar de jeugdige liefhebber dreigt het bijltje erbij neer te leggen met al het leed wat die kromsnavels aanrichten.

Als je duiven hebt moet je wel met tegenslagen leren omgaan. Zolang die alleen op het hok afspelen, mag je je gelukkig prijzen. Duivensport is nu eenmaal 85% ellende en 15% plezier, maar die 15% maakt onze hobby zo fascinerend.

Het NPO kan zich beter focussen op de roofvogelproblematiek dan de verliezen bij jonge duiven. Laatstgenoemde heeft vooral te maken met de gebrekkige voorbereiding van liefhebbers zelf, en uiteraard, al die roofvogels. We verliezen immers ook steeds meer goede oude duiven op de vluchten. Hier zijn kromsnavels ongetwijfeld medeveroorzakers van.

Er is ook een marterprobleem. Hier zijn alle hokken voorzien van martergaas, wat niet wil zeggen dat ze er niet in kunnen. Als een muis erin kan, dan ook een marter. We krijgen steeds meer overlast van ratten en muizen, omdat we niet meer met gif mogen werken. Vanzelfsprekend breidt de marterpopulatie zich dan ook uit.

Met het vliegseizoen in aankomst ontvang ik dagelijks behoorlijk wat vragen, zoals:

  1. Hoe vaak trainen mijn duiven en hoe lang?

Hier gebeurt alles eenmaal daags. De doffers mogen in de vroege ochtend een uur naar buiten. Of ze dan vliegen of niet, boeit me niet zo. De duivinnen gaan er in de namiddag een uur uit. Vanaf nu tot aan het vliegseizoen vrijwillig, daarna verplicht met de vlag.

  1. Hoe vaak breng ik mijn oude duiven weg?

In de week van de eerste opleervlucht breng ik ze één of twee keer 30 km weg, that’s it. Het is de bedoeling dat de duiven zich op de vluchten in conditie vliegen, niet daarvoor. De belangrijkste maanden voor mij zijn juni en juli.

  1. Koppel ik mijn duiven terug voor het seizoen?

Nee, dit heb ik nooit gedaan. Hier zie ik geen meerwaarde in.

  1. Verduister ik mijn oude duiven?

Ja, tot halverwege mei. Het bijlichten gebeurt vanaf half juni.

  1. Sluit ik mijn duivinnen op?

Nee, die zitten hier gewoon los in het hok. Ze vliegen elke week en lopen eigenlijk nooit aan. Zoals gezegd staan de hokken de gehele dag open, dus de jongen scharrelen gewoon voorbij de openstaande deuren van de oude duiven. Hier hebben ze geen erg in.

  1. Kuur ik voorbehoedend?

Nee, dit doe ik al jaren niet meer. Over enkele weken ga ik op controle. Vinden ze niets, dan doe ik ook niets (ook niet bij lichte tricho).

  1. Toon ik voor de vlucht?

Nee, hier ben ik jaren geleden mee gestopt. Bij de jonge duiven doe ik dit ook niet meer.

  1. Hoe vaak breng ik mijn jonge duiven weg?

De jonge duiven worden vanaf eind mei of begin juni opgeleerd. Als het weer het toelaat meerdere keren per week in stevige sprongen tot maximaal 30 km. Naar die losplaats van 30 km gaan ze vervolgens nog wel een keer of acht. Ze worden daarbij ook enkele keren één voor één gelost.

Zodra de vluchten beginnen is het gedaan met rijden, tenzij het seizoen op zijn einde loopt, dan wil ik nog wel eens rijden om ze aan de gang te houden.

  1. Hoe voer ik mijn duiven?

Ik heb een grote voerton waarin elke keer 4 zakken Championsmix + 1 zak NPO-mix gaan. Elke dag haal ik hier ongeveer 1 kg voer uit, waarover ik één eetlepel Origanum Red doe + een stenen pikpot Champions Mineralenmix. Tweemaal per week voeg ik hier nog een maatschep Prestavit aan toe. Dit krijgen alle duiven in de ochtend voorgeschoteld, ook de vliegdoffers en duivinnen. Wat eventueel overblijft wordt opgevoerd aan de jongen.

Verder

Wat ik ook niet meer doe is duiven motiveren voor de vlucht of boosten met een medicatiekuur. Dit effect is vaak van korte duur, terwijl ik juist een heel seizoen lang top wil presteren.

Na bijna een halve eeuw duivensport geloof ik eigenlijk alleen nog maar in goede duiven. Deze komen meestal voort uit goede duiven, maar vergis je niet, ook daar komen alsnog een heleboel slechte uit.

De bouw van een duif heeft geen enkele waarde, anders was het wel heel makkelijk; dan hield ik alleen de perfect gebouwde duiven die het vastst gesloten zijn. Ik selecteer liever aan de hand van de uitslag, want die liegt niet. Selecteren op uiterlijk laat ik graag aan de concurrentie over.

Mijn duiven vliegen alle vluchten van 100 tot 700 km. Wie dit niet aankan, valt vanzelf af. Of de snelheid er dan uit gaat, is een fabeltje. Duiven die hier als jaarling super kwamen op de dagfond, deden dit het jaar erop ook weer op de snelheid.

Zoals gezegd verduister ik tot half mei, maar ook op de vitesse sta ik mijn mannetje. Dus ja, verduisterd of niet, dat maakt ook niet veel uit. Zo zijn er liefhebbers in België die erg goed spelen met mijn duiven op Quiévrain (amper 100 km) tegen al die snelle rakkers daar.

De legdatums van de kweekduiven zijn van 4 tot 10 maart (eerste ei). Rond de derde week van april volgt nog één mogelijkheid om eitjes of jongen af te halen. Daarna gaat het grootste deel van de kwekers uiteen. Wacht dus niet te lang met jezelf melden, anders wordt het volgend jaar.

Oude vliegduiven

De vliegduiven hebben inmiddels geen jongen meer zitten. Zij gaan zich nu focussen op het nieuwe vliegseizoen. Over ruim een week wordt daar een mest controle uitgevoerd en een keeluitstrijkje gemaakt. Het zou me verbazen als ze iets mankeren.

Iemand wilde weten of ik pennen trek bij de oude vliegduiven. Het antwoord is nee, ik verduister die gewoon. Ik weet dat Willem de Bruijn het wel deed; de eerste twee pennen trekken. Sommige trekken enkele weken later zelfs nog de derde pen.

Wijlen Marijn van Gastel trok vaak de eerste pen, omdat hij voor de Asduiven vitesse/midfond ging. Zouden ze dan een pen gooien, dan was zijn ervaring dat ze meestal hun prijs misten.

Zelf doe ik het niet omdat ik er geen voordeel in zie. Pennen trekken kan ook gevaarlijk zijn. Doe je het verkeerd, dan kan er een slechte pen voor teruggezet worden. Ook kan de eerstvolgende pen afbreken, omdat er een gat ontstaan is van het trekken van twee pennen.

Een afgebroken pen daarentegen trek ik wel. Slechte broekpennen trekken heeft geen zin, want die komen even slecht terug. Een bloedpen trekken is ook riskant, want die komt ook vaak slecht terug of een stuk korter dan de andere pennen.

Naar mijn mening blijf je dus beter overal vanaf. Ik verduister sinds 1990 en heb in het vliegseizoen nooit problemen gekend met ruiende duiven. Ook ruien de duiven hier gewoon volledig uit. De vliegers worden begin januari samen gezet, maar nooit was er één die nog een oude pen had staan.