20 sep Het weer blijft oké
We hadden best nog een vlucht kunnen vliegen, het weer blijft namelijk goed en de duiven zitten nog steeds in de pluim. In Oost-Brabant wordt gewoon gevlogen morgen, dus wat nou ‘nationaal vliegprogramma’?
In het begin was ik voorstander van het nationale vliegprogramma, maar nu heb ik zoiets van: schaf het maar weer af en laat de afdelingen hun eigen programma in elkaar steken.
Er zijn nu eenmaal diverse afdelingen die überhaupt niet met de jonge duiven willen spelen, terwijl wij daar juist zo vroeg mogelijk mee willen starten. Nu rijden we elkaar telkens in de wielen.
Ik zou zeggen laat iedere afdeling het zelf uitzoeken en breng die afdelingen zo snel mogelijk terug naar zes districten opgedeeld in zes lange gebieden en niet zes brede.
Opleren
Deze week is er door enkele spelers in Brabant 2000 een alternatief opleer-/vluchtprogramma voor de jonge duiven gepresenteerd, waar ik mij prima in kan vinden. Ik had mezelf hierover eerder verkeerd in laten lichten en had het dus bij het verkeerde eind en was te voorbarig met mijn conclusie.
Ik ben zelf geen voorstander van opleren met de vereniging. Ik houd alles graag zo lang mogelijk in eigen hand in plaats van dat ik een ander over mijn duiven laat beslissen. Dan is er nog het besmettingsaspect in de manden. Als je niet uitkijkt, moet je voortdurend naar een medicatiemiddel grijpen.
Natuurlijk kost dit de eerste vlucht 20% duiven bij een verstandige lossing, maar dat neem ik voor lief. Hier rijdt een buurtgenoot zo’n twintig keer met de jonge duiven waarbij hij niet kijkt naar het weer, ook niet met extreme hitte.
Moest ik ze zelf wegbrengen, dan gingen ze maar enkele keren weg. Ik ben al jaren bij de eerste vijf provinciale hokkampioenen bij de jonge duiven, dus zo verkeerd zal die methode niet zijn. In Friesland gebeurt het ook zo. Resultaat: zeven Asduiven provinciaal bij de tien eerste en 1e hokkampioen.
De feiten liegen dus niet. Maar goed, als mensen behoefte hebben aan twintig opleervluchten in hun vereniging; mijn zegen hebben ze.
De dagelijkse gang van zaken
Deze week heb ik veel bezoek gehad. Alle zomerjongen die er nog zaten, zijn inmiddels weg op enkele na die deze winter naar PIPA gaan.
Enkele nieuwe bezoekers, maar ook mensen die hier al meer dan tien jaar komen om jaarlijks enkele duiven te halen. Het ene jaar met succes, het andere jaar niet. Zo werkt dat nu eenmaal.
De vliegduiven zijn dagelijks van ’s ochtends vroeg tot aan het schemeren buiten. Zo mogen ze lekker ontspannen. De paratyfuskuur gaat gewoon over het voer wat ze ’s ochtends voorgeschoteld krijgen alvorens ze naar buiten gaan.
Ze worden maar één keer per dag gevoerd en kunnen niet in de binnenhokken. Ze slapen in de buitenafdeling op roosters, dus weinig problemen qua verzorging hier.
Bij de twaalf resterende oude vliegkoppels gaan de twaalf late jongen er halverwege volgende week af. Zij gaan in het voorjaar naar PIPA. Daarna wordt de boel gescheiden en kan de rui beginnen.
Minder duiven
De selectie is aardig rond en zal uitkomen op 24 vliegkoppels, 24 kweekkoppels en acht overnachtkoppels. Voedsterkoppels worden hier niet meer gehouden, dat is een boel werk voor niets. Verder houd ik niet één duif meer door op het vlieg- of kweekhok waar ik geen jongen van wil.
Als kweekduiven gewoon hun cyclus afwerken, heb je iedere vijf weken een nieuw nest en een betere kwaliteit jongen. Ik heb jaren de eieren van bepaalde duiven verlegd. Per saldo zijn de kwekers eerder versleten en levert dit geen betere jonge duiven op. Of je er nu tien of vier uit een koppel kweekt, je houdt bijna evenveel bruikbare duiven over aan het eind.
Ik heb mijn hele leven een hekel gehad aan veel duiven, maar heb er weinig schrik van als anderen een halve container meegeven. Dit jaar ben ik met 145 jonge duiven gestart, omdat er weinig verspeeld waren tijdens het opleren. Dit was eens en nooit meer.