Dit jaar wisten we een week voor aanvang van het vliegseizoen nog niet definitief waar we heen gingen. Ik ben benieuwd of dit volgend jaar sneller gaat. Ik ben wel iemand die van tevoren graag een planning maakt, zoals wanneer te koppelen en hoe te spelen.

De doelen voor 2020 zijn hetzelfde: genieten van de duivenjaren die ons resten en goed proberen te spelen op alle vluchten met uitzondering van de middaglossingen. Dit kan alleen met allround kwaliteitsduiven die zich kunnen weren tegen specialisten op bepaalde disciplines. Natuurlijk is specialiseren het beste, maar wanneer ik meedoe, ga ik voor het beste resultaat.

Hier wordt van tevoren niet bepaald welke duiven op de vitesse, midfond of dagfond gaan. In principe laat ik me daar pas in het seizoen door leiden. De duiven die ik doorhoud moeten van 125 tot 700 km op kop kunnen vliegen. Dit verwacht ik ook van nieuwe aanwas, al komen ze bijvoorbeeld van een vitesse speler.

Er is vanwege mijn rugklachten stevig gekapt in het duivenbestand en de bedoeling is om met 40 stuks alle oude duivenvluchten te spelen. Ik weet nu al dat daarvan minimaal de helft uitgeselecteerd zal worden.

Ik ben nooit bang geweest voor megahokken, het draait immers om kwaliteit. Het is wel belangrijk om series te draaien en dat gaat niet met slechts een paar duiven mee. Naam maken in het buitenland kan alleen door op te vallen en dat doe je met series. Niet één buitenlander ziet hoeveel duiven je inzet. Kopduiven draait om kwaliteit en niet alleen om massa.

ZLU

Aankomend seizoen wil ik ook Agen ZLU spelen met zo’n 16 jaarlingen. Zij komen voort uit Olympiade en teletekstduiven, dus aan de kwaliteit ligt het niet. De tijd zal leren of ze het in zich hebben. Als er één goede tussen zit, ben ik al tevreden.

Ik ben gestart met 35 jongen die eind mei zijn gespeend. Enkele heb ik verwijderd omdat ze zich niet gezond konden houden. Hier worden ze – en vooral die duiven – natuurlijk begeleid, dus op de entingen na niet één medicijn. Ze gaan dagelijks los, ook bij slecht weer. Ze slapen zo goed als buiten, omdat de voorzijde van hun hok volledig uit gaas bestaat.

Ze zijn niet opgeleerd, maar gelijk op 85 km gezet. Enkele dagen later op 145 km, toen 219 en daarna 300 km. Van die 35 zijn er nog 20 over. Het kaf is dus duidelijk van het koren gescheiden en de duiven die me niet aanstonden, zijn allemaal achtergebleven.

Nu verwacht ik er in de aanloop naar Agen nog vier te verspelen, dus ik hoop er 16 mee te kunnen geven. Ik verwacht duiven die in de top 100 kunnen vliegen, dus zullen er veel afvallen. Vandaar dat ik dus vermeldde dat ik met één goede duif al tevreden ben.

Ik ben zeker niet van plan om voorgoed ZLU te gaan spelen, maar meer om enkele vluchten per jaar mee te doen. Zoals ik al zei wil ik dat wel goed doen, anders zal het ook snel weer ophouden.

Zo is het seizoen voorbij en zo gaan we weer kweken. Aanstaande vrijdag worden de kweekduiven ingeënt tegen PMV en gaan de kweekbakken weer open, zodat de nieuwkomers hun bak kunnen zoeken.

Een week later krijgen ze een luisdruppel en BelgaMagix (de enige tricho medicatie van het jaar bij de kweekduiven). Rond 15 november worden ze twee dagen voor gekoppeld om vervolgens tien dagen nadien definitief gekoppeld te worden.

Is die winterkweek wel nodig? Ik moet wel, willen ze drie achtereenvolgende rondes groot kunnen brengen. Daarbij moeten de eitjes nog tweemaal naar Friesland. Het wordt dus krap om de laatste eind april gespeend te krijgen.

De vliegduiven mogen ook een koppel jongen grootbrengen, dat zal na Lichtmis worden. Aansluitend mogen ze tien dagen broeden, zodat ze rond de start van het nieuwe seizoen op weduwschap komen. Ik houd ze het liefst zo lang mogelijk samen, zodat ze goed aan elkaar, hun hok en broedhok gewend zijn.

Maar goed, iedereen doet de voorbereiding op zijn eigen manier. Ik doe het zo al jaren en het bevalt mij het best. Zo werken de duiven rustig naar de start van het nieuwe seizoen toe en moeten ze zichzelf toch op de vluchten in conditie vliegen.

Ik maak nooit veel werk van het opleren van oude duiven, meestal één of tweemaal weg en dan gelijk op de eerste prijsvlucht. Ze gaan hier wel regelmatig los in de winterperiode, alleen niet als het sneeuwt of regent.

Ik zag dat de Gebr. Leideman ook hun vliegduiven gaan verkopen bij PIPA. Die mannen hebben goede duiven. Vraag dat maar aan Eijerkamp, die er dit voorjaar jongen haalde. Zij speelden ze op de nalijn en één daarvan werd dus al 1e Asduif WHZB.

Nu ken ik die gasten niet persoonlijk. Eén ervan is hier jaren terug eens geweest met enkele chinezen, toen nog in dienst van PIPA. Dat ze altijd op zoek zijn naar beter, daar had hij het toen wel al over.

Ik verwacht dat er topmateriaal in hun verkoop zit en niet zoals bij de meeste verkopingen van de laatste jaren waarbij er totaal wordt verkocht. Vaak 200 duiven met alleen ‘kind van’, ‘broer van’, ‘neef of nicht van’ en een handjevol prestatieduiven. De rest heeft niet eens in de mand gezeten of een fatsoenlijke prestatie behaald.

Wat dat betreft zijn de zaalverkopingen nog het beste. Men kan de duiven in de hand nemen en beoordelen. Waar zie je die nog tegenwoordig? De Golden Ten van De Duif misschien, maar daar is voor Jan Modaal niets te koop.

Ik herinner me de ‘soepjaren’ begin jaren ’90 nog goed. Ik noemde ze zo omdat ik er een hele gaarkeuken op nahield. Ieder vrij moment plukte ik dovennetel. Althans, de toppen ervan. Die werden ingevroren en op vrijdag, zaterdag en dinsdag kookte ik daar soep van en gooide daar nog ui, knoflook en een paar lepels honing bij. De duiven kregen dit de dag erna te drinken.

Tevens gooide ik ui, een bol look en een paar lepels bruine suiker met een half glas jenever in een fles. Dit liet ik enkele weken trekken. De duiven kregen hiervan een paar keer per week één eetlepel op 1 liter water, samen met de destijds befaamde roze conditiemix van De Hond.

In het hok hing een panty met daarin een gesneden bol ui die wekelijks werd ververst. In de broedschalen gingen heide en dennennaalden.

Jaarlijks reed ik naar Van Camp in Boechout om de toenmalige Championsmix te laten mengen in jute zakken van 50 kg. Ik nam telkens 1.000 kg mee terug in de aanhanger. Angstvallig om het anderen te vertellen, werd in reportages vermeld dat ik ‘andere mengelingen’ voerde. Zo nu en dan reden we naar Zeeland om bij de fabriek duivengrit met anijs en zakken met gebroken pikkoeken te halen.

De weduwnaars werden direct na de vluchten gewassen in warm water en sliepen ‘s nachts in huis bij de verwarming in een duivenmand.

De duiven kwamen om te scheuren. Mijn doelen: de midfondvluchten bij de oude en de jonge duivenklassiekers. Op de midfond werd ik 2e hok oud in de afdeling achter de mannen Wijnings, die in die jaren onverslaanbaar waren. Op de jonge duivenklassiekers stond ik in de toenmalige ZNB tegen liefhebbers van Oost Brabant, Brabant en Zeeland jaarlijks bij de kampioenen en won ik vaak teletekst.

Ik herinner me ook dat er na het seizoen een vlucht georganiseerd werd in een ander dorp. Een beetje het idee van de Ronde van België: je mocht op twee vluchten zeven duiven inzetten en tijdens het inmanden werden de losplaatsen bekendgemaakt. Daar ging ik dan op af met veertien van mijn beste verduisterde jongen van dat jaar.

Ik won van beide vluchten de eerste zeven prijzen en werd op het matje geroepen. Ik mocht van beide maar één prijs uitzoeken, anders hadden de overige deelnemers geen prijs en was ik die avond alleen op de prijsuitreiking.

In die jaren kreeg ik door mijn harde spel met de jonge duiven drie opeenvolgende jaren dopingcontroles. In 1997 toen ik de 1e ZNB Bourges won met minuten los vooruit. In 1998 werd ik weer 1e, 3e en 6e ZNB Bourges en in 1999 won ik de 5e ZNB Bourges.

In de winter hield ik twaalf kweekkoppels en achttien weduwnaars. Dat aantal werd na zo’n acht vluchten teruggebracht naar zes, maar dat waren dan wel echt goede duiven.

De resultaten werden behaald op basis van harde inzet en natuurlijke middelen. Later kwam ik te weten dat ik in die jaren mijn ogen niet goed open had. Er waren namelijk hokken die destijds uitblonken met knaluitslagen die al jaren de druppels van Peeters gebruikten. Die duiven ruiden niet en waren een heel seizoen kerngezond. Mocht ik dat destijds geweten hebben, dan had ik ze vast ook gegeven.

De fanatiekste jaren van een duivenmelker zijn de jonge jaren. Na je 40e wordt je fanatisme minder, althans bij mij wel. Ik heb dit ook bij anderen gezien die in hun jonge jaren tweemaal zo hard presteerden als nu of zelfs helemaal niet meer presteerden toen ze eenmaal met pensioen gingen.

Het draaide vroeger ook al om goede duiven. Er werd stevig gepoold en hard geselecteerd. Kostgangers of duiven die maar een beetje in elkaar zaten, verwijderde ik meteen zonder naar de afstamming te kijken. Ziek konden ze eigenlijk niet worden, daar selecteerde ik te hard voor.

Ook toen al was ik zuinig op teletekstduiven. Verkocht werden die zelden, omdat ik teveel respect had voor hun prestaties. In de jaren daarna heb ik daar nooit spijt van gehad.

Bij Jan is ook stevig geboden op zijn vier nationale Asduiven, maar tevergeefs. Zij zijn niet te koop, net als Super Rossi, Olympic Millennium, Fast Rocket etc. Wij hebben de beste duiven zelf nodig om onze hokken naar een nog hoger niveau te tillen.

Ik sta iedere ochtend vroeg op, maar ga ook redelijk vroeg naar bed. Mijn ochtendritueel is eerst een kop koffie, daarna mails beantwoorden en de krant doornemen.

Onlangs ontving ik een mail van Co Verbree. Hij is afgelopen jaren aan de sukkel geweest, maar pakt nu het gelukkig weer wat beter gaat de draad voor 2020 weer op met zijn zoon Piet. Ook zij gaan Championsmix en NPO-mix voeren.

Dat Co over een hok goede duiven beschikt, zien we al jaren aan zijn winst in de Gouden Duif competitie. Vanzelfsprekend wilden wij daar ook duiven van hebben, dus kochten we er drie op PIPA. Een dochter van Limo x Capriana heeft al met meerdere doffers teletekstvliegers gegeven bij Jan. Dan mag je dus niet mopperen, we zijn vaak minder goed geslaagd.

Vaak is het zo dat wanneer de melker aan de sukkel is, de duiven zich ook minder voelen. Zij schijnen dat aan te voelen, hoe goed de vervangende verzorger ook zijn best doet.

Dat duivenliefhebbers taai zijn en onze sport zo verslavend is, hoorde ik onlangs nog van een topspeler die met zijn been in het gips naar de hokken strompelde. Ik had dat ook: meerdere ruggenbanden om, volgepropt met pijnmedicatie en toch naar dat hok proberen te gaan om te zien of alles goed was uitgevoerd.

Voer te zwaar voor vitesse?

Ik ontving ook een mail van een klant die zich door enkele liefhebbers liet inlichten dat het supervoer was voor de mid- en dagfond, maar te zwaar voor vitesse vluchten. Tja, wat kan ik daar tegen inbrengen. Ik ben al verschillende jaren provinciaal hokkampioen op de vitesse en ik geef toch echt die vette, ‘veel te zware’ mengeling.

Praat anders eens met Oliver Sabol, hokverzorger bij Eijerkamp. Er is dit jaar geen betere vitesse speler te vinden. Tevens zijn zij beste liefhebber van Nederland. Oliver is zeer gecharmeerd van onze NPO-mix.

Nogmaals: holle vaten klinken het hardst. Je mag van alles roepen – dat doe ik ook wel eens te vaak – maar onderbouw het wel eerst met je prestaties.