Geplaatst op 16:13h
in
Blog
De jaren vliegen en het lijkt alsof dat dubbel zo hard gaat als je de 30 voorbij bent. Het vliegseizoen is pas net voorbij en over een maand begint het koppelen alweer. Ik moet vroeg starten om aan mijn aantal jonge duiven te komen. Er worden drie rondes grootgebracht door 28 kweekkoppels.
Voedsterduiven heb ik al jaren niet meer. Ik kweek kwalitatief betere jongen sinds ik de kwekers zelf hun jongen laat grootbrengen. De kweekduiven gaan ook een stuk langer mee dan toen ik alsmaar deed verleggen en om koppelen.
Ondanks dat de kweekduiven uit één gezamenlijke voerbak eten die altijd gevuld staat, vetten de duivinnen nooit aan tegen het moment dat ze weer moeten leggen. Ze hebben dan immers jongen van 14 dagen oud in de schaal die ze moeten voeren.
Wanneer je de eitjes verlegt, gaat de duivin opnieuw leggen terwijl de jongen gespeend zijn. Ze blijft dan dooreten en wordt te vet, wat het leggen bemoeilijkt. De duivin gaat open staan, maar er komt geen ei. Laat je zo’n duivin enkele weken apart in een hok met karig voer, dan gaat ze vanzelf weer leggen als ze vermagerd is.
Dit is één van de redenen dat ik de duiven enkele weken voor de koppeling iets minder voer. Met te dikke duiven aan de kweek beginnen verloopt vaak slecht. Het is net zoals bij mensen: niet alle duiven vetten even gemakkelijk aan, maar in de nakomelingen van Super Rossi zat een deel Heremans en die vetten sneller aan dan die uit Rocket en Witbuik.
Als je er vijf of zes uit een goede kweker kweekt, zit daar evenveel bruikbaars tussen dan wanneer je er tien of twaalf uit kweekt. Het is namelijk niet vanzelfsprekend dat wanneer je het dubbele aantal jongen uit één koppel kweekt, je ook een dubbel aantal bruikbare jongen hebt. Althans, bij mij niet, want dan hadden de voedsters er zeker nog gezeten.
Maar goed, vele wegen leiden naar Rome en een ieder moet doen waar hij of zij zich goed bij voelt. Heb je maar enkele bewezen kweekdoffers, dan moet je misschien juist wel verleggen. Doe dit dan enkele keren en plaats een andere duivin op de goed kwekende doffer. Geef de andere enkele weken rust.
Het is altijd beter om uit duiven te kweken die iets bewezen hebben in de kweek, op de vluchten of met supergenen dan uit duiven waar je geen vertrouwen in hebt, die niets bewezen hebben of geen superduif in hun stamboom hebben.
De slechte eigenschappen lijken eerst te vererven, dus een slechte duif geeft ook makkelijker slechte duiven. Andersom lijkt een 1e prijswinnaar gemakkelijker een 1e prijswinnaar voort te brengen.