Teveel

Sommige liefhebbers maken zich nu al druk omdat een doffer of duivin niet terugkeert. Hierdoor hebben ze al snel het gevoel dat het niet meer uitkomt in het vlieghok.

Zelf heb ik daar geen moeite mee, ik vind dat ik altijd duiven teveel heb. Of het nu doffers, duivinnen, jongen of kwekers zijn; er kunnen er altijd wel weg.

Ik kom dus nooit een doffer of duivin tekort. Blijft er één weg? Jammer dan. De partner van die duif vindt heus wel een nieuwe.

Ik heb meermaals ervaren dat een duif wegbleef en de overblijvende partner daar niet minder om ging vliegen. Sterker nog, die ging later in het seizoen zelfs beter vliegen als er weer een andere partner gevonden was. Daarbij motiveert het ook de andere duiven in het hok wanneer er een loerende vrijgezel rondloopt.

Jonge duiven heb je al snel teveel. In vroegere jaren had ik twee grote selecties: één de week voor de eerste vlucht (dan verdween alles waar ik geen vertrouwen in had) en één na vijf vluchten (wie zich dan nog niet had laten zien ging er alsnog uit). Al met al zou men nooit moeten jammeren dat men duiven tekortkomt, want in de werkelijkheid hebben we er allemaal teveel.

In de jaren ’90 speelde ik weduwschap met de partner thuis. Ik had twaalf koppels kweekduiven, twaalf koppels vliegduiven en twaalf voedsterkoppels. Van de kwekers had ik drie rondes. De eerste ronde ging onder de voedsters, de tweede brachten ze zelf groot en de derde ging weer onder de voedsters. Daarna werden ze tegen de vliegduiven gekoppeld en brachten ze nog een ronde groot om vervolgens als thuisblijvende partner te dienen.

Vaak werden de voedsters na hun opkweekperiode verwijderd. Al met al had ik dan zo’n 80 jonge duiven. Verliezen waren er toen minder dan nu en roofvogels kende ik alleen uit de boeken. Zou ik ooit kleiner gaan wonen, dan ga ik gelijk terug naar dit oude systeem waarin alle duiven een dubbele functie hebben, maar zonder voedsters.