28 okt Feeling en inzet
Selectie, eenvoud en kwaliteit
Het najaar is begonnen en overal worden de hokken opgeruimd. Overtollige duiven gaan naar de poelier of worden geveild. Tegenwoordig staan daar soms zelfs DNA- en geslachtsbepalingscertificaten bij — en complete keuringsrapporten. Als ik die lees, moet ik vaak lachen.
Duiven keuren kan op vele manieren. De ene is lang en slank, de ander kort en geblokt. Jonge duiven staan altijd open als je maar hard genoeg met de vingertoppen ertussen wringt. Vooral duiven met verminderde conditie of die nog te jong zijn, staan licht open — hun stuitbeentjes zijn nog zacht door de leeftijd.
Zelf kijk ik daar niet naar. Ik heb al te veel goede duiven gehad die wat openstonden. Ook Bas Verkerk let er totaal niet op. Hij kijkt niet eens naar de bouw, alleen naar het eindresultaat na het vliegseizoen — en dat zelfs niet bij de jongen.
Ik ben op meerdere hokken geweest waar men jonge duiven selecteert puur op hoe gesloten ze zijn. Wie niet goed sluit, wordt verwijderd. Zulke hokken zullen nooit de top bereiken.
Voeding zonder franje
Ook hokken die vandaag dit voeren en morgen weer wat anders — in de ruiperiode lijkt het ineens niets te mogen kosten — zullen nooit bij de kampioenen horen. Hier krijgen de duiven het hele jaar door kwaliteitsvoer. Altijd dezelfde mengeling, zonder toevoegingen als P40, tovo, hennep, snoepzaad, zonnepitten — noem maar op. Dat is hier niet nodig, want alles wat ik wil, zit al in het voer. Datzelfde geldt voor de mineralenemmer.
Hier wordt alles op alles gezet om wekelijks in de top 25 van de afdeling te spelen — liefst top 10, met minder ben ik niet tevreden. De duiven worden daarop geselecteerd, en het volledige voedings- en bijproductenschema is daarop afgestemd. Alles draait hier om eenvoud: niet te veel duiven in de hokken, maar wel kwaliteitsvolle duiven die meermaals kop kunnen vliegen in de afdeling.
Vliegprogramma en nalijn
Onlangs zag ik op Facebook een voorstel voor een vliegprogramma van iemand uit afdeling 5 — daar kan ik me perfect in vinden. Nu wordt er gezegd dat de afdelingen (nieuwe indelingen) hun eigen draai mogen geven aan het vliegprogramma, maar of dat een zoethoudertje is om de uiteindelijke plannen door te drukken? Dat moet de tijd uitwijzen.
Een mailer schreef dat de late mand populairder was dan het reguliere jonge duivenprogramma. Hij vergat erbij te zeggen waarom dat zo is. Hier zie ik liefhebbers afhaken na de dominantie van enkele jonge duivenspecialisten op de eerste vluchten — vaak de mindere hokken. Ze vertrekken dan naar de nalijn om daar hun geluk te beproeven.
Als er straks geen NPO-concoursen meer zijn, zoals in het concept vliegprogramma 2026, dan zullen die specialisten ook de nalijn gaan verkennen. En dan begint de klaagzang opnieuw: dat er ook daar niets meer te halen valt.
Iedereen zijn eigen weg
Zou ik mezelf willen vestigen bij de Olympiade-asduiven Jong, dan is het inderdaad beter om met een ploeg op de nalijn te gaan rammen. Minder concurrentie, grotere aantallen duiven — omdat ook de oude erbij zitten — en dat aantal telt weer mee in de berekeningen. Maar ik geniet nog te veel van de NPO-vluchten voor jonge duiven. Als dat wegvalt, zal ik mezelf zeker op andere mogelijkheden gaan richten.
Er werd ook beweerd dat het alleen voor de profs is weggelegd om hun financieel gewin te versterken. Maar men vergeet dat die mensen enorm geïnvesteerd hebben in hun duiven — en dat blijven doen. Bas Verkerk koopt bijvoorbeeld elk jaar nog duiven aan. Daarbij zijn de meeste van die zogenaamde profs 60 uur per week met hun duiven bezig.
Voor mij mag iedereen doen wat hij wil. De één heeft meerdere hokverzorgers, de ander ziet het puur als hobby — voor beide heb ik evenveel respect. Leven en laten leven. Heb je daar last van? Pak dan de koe bij de horens en zet jezelf net zo hard in als die tophokken. Ik ken hokken die minder dan 50 duiven in de winter aanhouden en daarnaast een baan hebben. Als het hen lukt, zou het toch iedereen moeten lukken, zou je denken.
Wat brengt 2026?
We gaan zien wat 2026 gaat brengen — en of het nog de moeite waard is om al het werk dat we in onze duiven steken, vol te houden.