Wij vlogen dit weekend Quiévrain met een oostzuidoostenwind. Normaal is het dan aan de westelijk gelegen hokken om uit te halen, maar als de duiven in orde zijn, zijn er hier ook heus kansen.

Zo had ik in 2023 superduif Olympic Dragon. Hoe de wind ook stond, op welke afstand dan ook, ze kwam altijd recht uit de goede richting en vloog zelden buiten de top 15 van de afdeling. Ze nam altijd haar eigen weg en liet zich niet afduwen.

Van Quiévrain kreeg ik er nu acht tegelijk uit het westen. Ze sukkelden eerst wat, maar toen de eerste besloot te vallen, resulteerde dat in de eerste veertien prijzen in de vereniging tegen 811 duiven. Zoals bij iedereen waren het hoofdzakelijk duivinnen. Had ik alleen die gespeeld, dan zaten ze haast allemaal in de prijzen.

Ik kies echter al 20 jaar voor totaal weduwschap. Hierdoor hoef ik minder duiven door te houden dan bij het traditionele weduwschap, waar je ook de partners van die doffers en duivinnen onderdak moet geven.

Mijn doffers presteren de laatste jaren wel wat beter op de dagfond. Zou ik nooit met doffers spelen, dan had ik een kweekhok zonder ervaren vliegdoffers. Juist de doffers die super zijn in het totale weduwschapsspel worden hier later vaak goede kwekers.

Tegen de wind valt amper te spelen, zagen we aan de oostelijk gelegen hokken. Zelf lig ik vrij centraal, dus nooit heel slecht maar ook nooit goed. Woon je aan de kant van een afdeling, dan kun je concoursen in groot verband winnen wanneer de wind hoofdzakelijk oost of west is.

Zelf heb ik hiervoor een noorden- of zuidenwind nodig, maar die komen zelden voor. De meeste NPO-overwinningen behaalde ik met noord erin, zowel noordoost als noordwest.

Ik hou mezelf al jarenlang aan hetzelfde verzorgingssysteem met de eigen producten. Hierdoor mis ik mijn start zelden. Maar zoals gezegd, een voorjaar als dit – met vaak een noordoostenwind – heeft zeker mijn voorkeur.

De kunst is niet zozeer om aan de top te komen, maar om daar te blijven. Wie nu met verwarming in de hokken zit en alles potdicht heeft, zal de komende weken steeds slechter gaan spelen. Idem voor de liefhebbers die het nodig vinden om al stevig met medicatie te werken bij thuiskomst. Bij één nacht mand lijken duiven elkaar nog niet echt te besmetten.

Hier krijgen ze bij thuiskomst Prestavit en Origanum Red over de NPO-mix en een eetlepel mineralenpoeder van dr. Mariën over een halve kg uit onze mineralenemmer. Zolang de mest in de avond goed is met dons erop in de ochtend, is er niets aan de hand.

De roofvogel jaagt hier nog steeds aan de stofafdrukken op de ramen van het huis te zien. Tellen doe ik ze niet en binnenhouden ook niet. Wat weg is, is pech. Ze moeten er maar mee om zien te gaan, het is tenslotte niet anders.

Ook mijn drie beste oude duiven van vorig jaar heeft hij uitgeschakeld, zij kampen met vleugelproblemen. Ze kunnen nog wel een paar rondjes meetrainen, maar laten bij het landen hun vleugel hangen. Dit betekent einde verhaal voor de sport, maar je kan hier natuurlijk nog wel prima van kweken.

Zo heb ik ook één doffer zonder broekpennen als gevolg van een aanval en één die hierdoor tegen de draad vloog. Ook daarvan heb ik de chipringen verwijderd. Zulke duiven blijven immers met schrik vliegen. Ze kunnen nog wel prijzen winnen, maar zelden topprijzen.

Ad Schaerlaeckens schreef het onlangs in De Duif; samen hebben we heel veel duiven, maar slechts enkele daarvan zijn goede en slechts sporadisch tref je een superduif. Hier sluit ik mij bij aan.

Aanstaande zaterdag is het voor het echie. Hier gaan 59 duiven mee, de geblesseerden blijven thuis.

Mij wordt regelmatig gevraagd hoe vaak de duiven hier trainen. Alles eenmaal daags, vooralsnog niet verplicht. Zou ik zien dat ze op het hok gaan zitten, met name de duivinnen, dan gaat de vlag eronder. Tot die tijd vind ik dat niet nodig.

Verder krijg ik geregeld de vraag wanneer ik de jonge duiven ga opleren. Waarschijnlijk pas vanaf begin juni. Vroeger ging ik een maand eerder al rijden, maar ik zie daar steeds minder nut van in.

Vroeg opleren is mooi voor de eerste twee vluchten, maar daarna staan we allemaal weer gelijk. Zoals gezegd maak je ze er toch niet slimmer mee. Intelligentie is aangeboren en kan er niet in worden getraind.

Ik wil dat ze er op de laatste NPO-vluchten ook nog staan. Voor mij zijn dat tenslotte de graadmeters. De duiven die het daar goed doen, worden de jaren erop vaak mijn beste.

Zaterdag is de afstand 142 km met zoals het er nu uitziet een lichte zuidoostenwind. Wie bang is voor zuidoost in de wind kan ze beter thuishouden. Zelf heb ik daar geen angst voor.

Wij hadden nog een trainingsvlucht van 132 km. In de vereniging was dit een klokvlucht. Ik won er de 1e t/m 8e prijs, maar moet wel toegeven dat ik de wind en de ligging van de vlucht in mijn voordeel had.

In het rayon werd het eveneens een mooie uitslag. Daar verwachtte ik eigenlijk dat de meer westelijk gelegen hokken de dienst zouden uitmaken, maar dat was niet zo. De kleinzoon van Toon de Pijper werd Grootmeester in de afdeling, wat natuurlijk een mooie zaak is.

Het Grootmeester gedoe an sich vind ik nog altijd een farce. Men wil ook de mindere spelers uit de zwakkere samenspelen bij de nationale kampioenen hebben, maar als daarvoor de bonnen verzameld moeten worden, kloppen ze nog altijd bij de daadwerkelijk sterke spelers aan. Die brengen immers het meeste op.

Als men vanaf volgend jaar in sectoren wil spelen en nog steeds die zwakkere samenspelen intact houdt om daar de punten via de Grootmeesters uit te halen, verandert er dus niets. Men zal ook dan nooit te weten komen wie de beste duiven heeft. Ja, degene die op de sectorvluchten in de sectoruitslag het hardst vliegt, maar die wordt daar niet voor beloond.

Mijn duiven zitten nog verduisterd en krijgen de eerste 6 weken niet eens een broedschotel bij thuiskomst. Mijn buurman heeft de duiven weer moeten inmanden, omdat mijn rug enorm opspeelt. Zonder vrienden in de duivensport sta je dus nergens.

Van afgelopen weekend mis ik nog twee duiven en één kwam zonder broekpennen terug, waarschijnlijk ontsnapt aan een rover. In meerdere afdelingen waren er links en rechts nog wel enkele weg.

De jonge duiven doen het goed en vliegen nu enkele uren af en aan. Hier heb ik nog altijd geen haast mee, laat ze eerst de omgeving maar eens goed verkennen.

De Championsmix heb ik meer dan 25 jaar terug samengesteld. In de opbouwfase werd hier en daar nog wat veranderd en hij werd eerst gemengd bij Van Camp in Boechout in jute balen van 50 kg. Daarna zorgde wijlen Toon de Pijper uit Hoeven (ook een sterk spelende speler destijds, wiens kleinzoon nu dus Grootmeester werd) ervoor dat hij door De Weerd in Steenbergen werd gemengd. Uiteindelijk kwamen we uit bij Ronny van Tilburg in Zondereigen, die dit alweer bijna 10 jaar voor ons doet.

Gisteren hebben de oude duiven Duffel gevlogen (52 km), daar hadden ze 45 minuten voor nodig. Na een half uur koers moesten er nog 20 van de 63 komen, maar alles was dezelfde dag wel weer thuis.

Ik werd nog gemaild door iemand die een duif van mij op PIPA had gekocht. Hij kocht hem als doffer, maar op het DNA certificaat stond dat het een duivin was. Zelf was ik ervan overtuigd dat het een doffer was, dat had ik ook op de eerste stamboom vermeld, maar ik moest dit veranderen omdat uit DNA bleek dat het wel degelijk een duivin zou zijn.

Wat blijkt, nu wist de koper van de duif mij te vermelden dat het dus toch een doffer is! Aangezien wij extra moeten betalen om het geslacht te bepalen, zou je toch hopen dat dit altijd kloppend is.

Wij hebben hier het geluk dat er ook midweeks trainingsvluchten zijn. Ik geef mijn duiven ook hierop mee, om hun conditie op te bouwen en een voorselectie mogelijk te maken.

Ik ben niet van plan om met 60 oude duiven te blijven spelen. De eerste selectie wil ik voor de twee-nachten-mandvluchten doorvoeren. Wie zich dan nog niet heeft laten zien, gaat dat verderop in het seizoen vast ook niet doen.

Ik vind dat je altijd minimaal 50% 1:4 prijs moet spelen, met enkele keren 1:100 en minstens 30% 1:10. Lukt dat niet, dan zitten er teveel duiven tussen die het niet kunnen. Van die duiven hoef je op de dagfond ook geen wonderen te verwachten.

Alle jongen zijn inmiddels gespeend. Wat onlangs is geringd vertrekt naar Jan in Friesland met nog tien koppels eitjes erbij. De eitjes die bij de onlangs geringde jongen nog worden bijgelegd, zijn bestemd voor de nog openstaande bonnen.

De kweekduiven gaan dus snel uiteen, op enkele koppels na die nog op de boxen worden gekoppeld. Terwijl de kwekers gaan rusten en uitruien, verschuift mijn aandacht volledig naar de oude en jonge vliegduiven.

De wind lijkt de komende periode nog uit de noordhoek te komen. Onderschat dit niet. Als je de duiven nu te krap voert, teren ze te snel in op hun reserves. Daarom krijgen de mijne nu al wat NPO-mix extra de laatste dagen voor inkorven en Prestavit bij thuiskomst. Bij mij staat alles in het teken van de zwaardere maanden juni en juli.

Mijn duiven trainen nu eenmaal daags zonder vlag of iets dergelijks. De duivinnen trainen gemakkelijk een vol uur. Zolang ze dat blijven doen, komt er geen vlag aan te pas. Alle oude vliegduiven blijven tot half mei verduisterd.

Een e-mailer wilde weten of ik ‘s avonds de jongen tel. Nee, daar ben ik 10 jaar geleden mee gestopt. Dit leidt alleen maar tot ergernis. Als ik bij mij over het erf of land loop dan kom ik geregeld hoopjes veren of een afgekloven poot met een ring om tegen, maar veranderen doe ik daar toch niets aan.

Het enige wat ik kan doen is er meer dan genoeg kweken. Zodoende hoef ik niet op een duif meer of minder te kijken en lig ik er ’s nachts ook niet wakker van. Uiteindelijk moet het met de overlevenden gebeuren.

Tenslotte neem ik nooit een jong in de hand. Wie je het liefst ziet raak je vaak als eerste kwijt. Moest ik toch een jong pakken, dan is dat vaak slecht nieuws voor hem of haar. Hier mankeert dan iets aan en dat betekent dat je voorgoed uit de groep wordt gezet.