20 okt Het moet anders
Seizoensovergang en voorbereiding
De rui schiet aardig op. De oude veren maken plaats voor langere slagpennen en staartveren, en dat betekent dat het einde van de rui in zicht is. We maken ons dus weer op voor de kweek. Over een tiental dagen worden de kwekers gevaccineerd tegen PMV. Binnen enkele weken gaat hier alles op de bakken, behalve de vliegers — die zitten er al.
Bij de vliegduiven gebruiken we geen schuine zitschapjes. Onder de broedbakken zitten mestbanden, dus het is beter dat ze in hun eigen bak vertoeven. Met een druk op de knop is alles weer schoon. Efficiënt en hygiënisch.
Bestuurlijke onrust en afnemende draagkracht
Ondertussen is er veel gerommel rondom de nieuwe indelingen. De grootste fout is dat men de leden en afdelingen de baas laat zijn. Het NPO-bestuur zou rechtlijnig moeten optreden: “Zo doen we het, en niet anders.” In de huidige vorm heeft het duivenspel onder de rivieren binnen enkele jaren geen bestaansrecht meer — simpelweg door een tekort aan leden.
Ongelijke strijd tussen groot en klein
Daarnaast moet er echt iets gebeuren aan de verschillen tussen grote en kleine hokken. Het is onhoudbaar dat amper 5% van de liefhebbers wekelijks meer dan 100 duiven inkorft. Persoonlijk vind ik dat geen sport meer: met de massa een ander overklassen is geen eerlijke competitie.
Een mogelijke oplossing: laat per categorie (vitesse, midfond, dagfond) slechts 25 oude duiven meetellen voor de uitslag. De rest kan als invliegduif deelnemen. Voor de overnachtvluchten zou men 10 duiven per vlucht kunnen aanwijzen — bij vijf vluchten betekent dat 50 duiven. Bij de jonge duiven starten we na de derde vlucht, omdat de eerste twee vluchten de grootste verliezen kennen. Laat dan 60 tot 80 duiven meetellen voor de uitslag, en de rest als invliegduif. Die kunnen eventueel op de nalijn worden ingelast. Ook daar zou een inkorfbeperking van 60 tot 80 duiven moeten gelden, oude en jonge duiven bij elkaar. Als we een toekomstbestendige duivensport willen, moeten we durven veranderen.
Scheefgroei in puntentelling en competitie
Ook de nalijnvluchten moeten anders worden ingericht. Hoe kan het dat jonge duiven op de nalijn punten verzamelen voor Nationaal Asduif Jong, inclusief Olympiade-categorieën, waarbij het aantal duiven meetelt in de berekening? Op het reguliere jonge duivenprogramma gaan minder duiven mee, dus die verliezen het altijd van de jonge duiven die (ook) op de nalijn zijn gespeeld.
Wat zien we nu? Men speelt de NPO-vluchten voor jonge duiven niet mee, maar kiest voor de kortere, makkelijkere afstanden op de nalijn om daar meer punten te verzamelen voor nationale of Olympiade-asduiven. Hetzelfde geldt voor de Asduiven Oud en Olympiade: ook daar tellen de aantallen mee in de puntentelling. Maar ook daar zijn het vooral jonge duiven die meedoen.
Of alles duurder wordt als die enkele grote inkorver minder duiven inkorft? Ik geloof er niets van. De kleinere liefhebber zal dat op de koop toenemen als het spel eerlijker verloopt. Voor hen zou het systeem van 1 op 3 terug moeten komen — nu vallen er te veel van de uitslag af, wat niet motiveert.
Naar een eerlijker waardering
Er zou ook een kampioenschap moeten komen van 1 per tiental gekorfde duiven, waarbij de punten uit de nieuwe afdelingen worden gehaald. Hang daar een fatsoenlijke prijsuitreiking aan en huldig de winnaars bijvoorbeeld tijdens de manifestatie. Dan weet men precies wie het beste hok heeft. Nu wordt dat bepaald door degene die vaak in het zwakste district zit en daar zijn punten vandaan haalt. Win je in je eigen speelgebied de eerste 30 tegen meer dan 1000 duiven, dan zegt dat iets over de concurrentie — zeker als je diezelfde vlucht in de afdeling niet eens in de top 100 voorkomt.
Toch pakt men wel de punten uit dat zwakke gebied voor alle nationale of Olympiade-kampioenschappen. Of dat nou eerlijke duivensport is, zoals de NPO nastreeft? Dat vraag ik mezelf wel eens af.