Jonge lichting

De jonge duiven komen nu dagelijks buiten. Het enige wat ze lijken te doen is de straatstenen tellen die voor het hok liggen. Ze grazen daarbij de hele tijd. Ik voer ze ’s ochtends niet, vaak ligt er dan nog wat in de bak van de avond ervoor. Als ik fluit wil ik namelijk dat ze in no time binnen zitten.

De oude duiven liggen nu met kleine jongen tegen het ringen aan. Ook die gaan dagelijks los. De doffers al om 08.00u in de schemering. Zij mogen na een half uur weer naar binnen.

Nadat de jongen binnen zijn – rond het middaguur – gaan de duivinnen los. Ook voor hun geldt: als ze uitgevlogen zijn, mogen ze terug binnen. Met mijn manier van duivenhouden is kou slechts een emotie, zowel voor de doffers als de duivinnen en de jongen.

Ik laat de oude duiven dus wel zoveel mogelijk los, ondanks de kromsnavel. Ik wil namelijk niet dat ze spierkracht verliezen. Neem maar eens een kweker in de hand die al jaren niet meer heeft gevlogen vs. een afgetrainde vliegduif. Het verschil voel je meteen.

Eenmaal door de pluimenrui heen ga je zien wie je betere jongen worden. Dit zijn vaak ook de meest pientere. Bouw of gesloten zijn lijkt niet echt uit te maken. Zo zie ik vaak al voordat de vluchten starten of ik goed of slecht heb gekweekt.

Je ziet het nu ook bij de oude duiven. Die als jong iets minder presteerden en eigenlijk niet aan het selectiebeleid voldeden, lijken nu als een blad aan een boom te zijn omgeslagen. Ook de betere jongen van afgelopen jaar zijn veranderd. De een in positieve zin, de ander in negatieve zin.