Gekoppeld

De eigen kweekkoppels zijn inmiddels gekoppeld. Al met al 40 koppels, inclusief voedsterkoppels. Hier komen alle jongen uit de kwekers, van de vliegers kweek ik niet. Tot april hoop ik er zo’n 140 te kunnen ringen, dat zijn er meer dan genoeg voor mij.

Het streven is met zo’n 80 jonge duiven aan de wedvluchten te beginnen. Als ik er aan het begin van de tweede helft van het jonge duivenseizoen nog 50 heb, is dat prima. Bij de oude duiven zitten 30 koppels. Als ik daar na zes vluchten nog 40 stuks heb, is dat ook goed. Wanneer je niet meer weet waar welke duif uit komt, dan heb je er simpelweg teveel.

Afgelopen week heb ik op twee locaties duiven gekoppeld, iets wat ik normaal gesproken nooit doe. Het betreft een nieuwe combinatie die na ruim 25 jaar zonder duiven de draad weer oppakt en een buurtgenoot die op een zijspoor was beland. Beide hebben duiven van mij en uiteraard hetzelfde verzorgingspatroon. Ook voor hun geldt: je moet eerst leren lopen, voordat je kunt rennen.

Niet alle aangeschafte duiven (van wie dan ook) worden toppers op de kweek. En wanneer je met zomerjongen gaat kweken, mag je ook eigenlijk geen vlotte kweek verwachten. Maar zit er kwaliteit in, dan maakt de leeftijd niet uit. Ik kweekte uit een laatje bijvoorbeeld een 1e nationaal Asduif.

Ik kweek jaarlijks een ronde zomerjongen die pas van huis gaan wanneer ze redelijk zijn ingeruid. Ik wil ze namelijk kunnen beoordelen. Persoonlijk heb ik er een hekel aan om mensen duiven in hun maag te splitsen waaraan duidelijk te zien is dat het niets wordt. Alle zomerjongen komen hier in de buitenlucht groot en wie het daar niet mee redt, wordt uitgeselecteerd.

Een duif mag van mij best een beetje openstaan, maar dan moeten de stuitbeentjes wel stevig zijn. Een duif waarbij je met gemak twee vingers tussen eind borstbeen en begin stuitbeentjes kan leggen, vertrekt hier. Duiven die niet zijdezacht gepluimd zijn, ook. Ik wil ook geen duiven met lossen ogen, duiven die hoog op hun poten staan of extreem grote/kleine duiven.

De nieuwe combinatie was een nieuw hok aan het bouwen dat er prachtig uitzag. Een duif heeft zelf weinig luxe of warmte nodig. Wanneer je als liefhebber in deze maanden graag op het hok vertoeft, dan weet je zeker dat je in de zomermaanden geen prijs zal vliegen. Bij mij is niet één hok geïsoleerd en de voorzijde staat samen met het plafond altijd open (overdag en bij de kwekers zelfs dag én nacht).

Als beginner moet je het simpel houden en niet naar Jan en alleman luisteren. Je moet voor jezelf een eenvoudig systeem ontwikkelen dat bij jouw tijd en aandacht past. Daarom voer ik hier bijvoorbeeld al decennialang één mengeling. Mijn duiven zijn daarop geselecteerd en zullen zich nooit moddervet vreten.

Uiteraard zijn mijn bijproducten ontwikkeld voor eigen gebruik. Neem van mij aan dat als ik daar geen toegevoegde waarde in zag, ze ik ook zeker niet zou geven. Vaak duurt het maanden of zelfs jaren voordat je de échte toegevoegde waarde van bijproducten ziet die de weerstand verhogen. Zoiets gaat niet over één nacht ijs, wat veel liefhebbers denken.

Het is tenslotte allemaal een kwestie van vertrouwen en volhouden. Verder dus zoveel mogelijk zuurstof in de hokken en de duiven afharden in het najaar en het winterseizoen. Duiven die daar niet tegen kunnen, daar heb je niets aan.