De goeie ouwe tijd

In 1977 startte ik als tienjarig jongetje met postduiven. Ik werd lid bij de zaterdagvliegers, om op zondag de zondagvliegers te kunnen zien arriveren.

Ik groeide op aan de rand van St. Willebrord, waar de duiven langs binnenkwamen. Daar stond destijds het ene hok tegen het andere en werd het ´s ochtends donker toen de duiven werden gelost.

Het waren voornamelijk vitesse- en midfondspelers en het dorpsspel primeerde. Op zondag zat ik gespannen naar de lossingsberichten op de radio te luisteren, om vervolgens te gaan rekenen hoe laat ze konden arriveren.

Je zag bij de buren de spanning toenemen onder vader en zoons. Zoiets was gewoon in die tijd, de kinderen gingen op zondagochtend de duiven opwachten bij hun ouders. Al snel zag je hier en daar de eerste klepperend overkomen en alle kanten uitgaan om uiteindelijk naar beneden te vallen.

De duivensport leefde toen enorm, sommige melkers verdienden per zondag een maandsalaris omdat er stevig werd ingezet. Bij het inkorven stond altijd een lange rij. Iedereen had maar een handjevol weduwnaars.

Wanneer ik doordeweeks naar school reed, werd ik ingehaald door de brommertjes met een zesvaksmandje op de bagagedrager. Men reed niet ver. De Zoek, een straat van ruim een kilometer lang in een dorp zo’n 8 km verderop, stond vol met liefhebbers die ze daar één voor één loslieten. Dat was immers de lijn waar ze langs binnen moesten komen.

Nationaal Orléans was dé jonge duivenvlucht waar iedereen naartoe leefde. De duiven die op een neststand zaten hadden nog pluimen, de rest ging met een halve staart de mand in. Toch waren er nauwelijks verliezen. Social media verliep toen via de 27 MC bak. Men meldde daar van alles: de verliezen, maar ook de vroegste duiven.

Op Orléans werd menig gouden horloge of klok naar St. Willebrord gesleept. Medicijnen en duivendokters waren er nog niet echt. Men loste alles op met thee, honing, knoflook, Aviol of De Reiger. Zelfs Buisman werd aan de drinkpot toegevoegd.

Per fiets reed ik door het dorp en daar zag ik de weduwnaars blinkend op de schoorstenen een robbertje vechten met elkaar. Met duivinnen speelde men niet, die zaten opgesloten in een klein hokje in de garage.

Men korfde de duiven in en daarna was het feest. Althans, bij de zaterdagvliegers, want de zondagsmannen korfden de ochtend erop in. Er werd flink gepraat en genuttigd en de broodjes spek waren ’s avonds laat niet aan te slepen. En de dag erna weer met het openmaken van de klokken.

Wat had ik destijds respect voor die liefhebbers die elke week uitblonken en wat is de tijd toch veranderd.